Aribo-Wind, Iskar en Tine

Gepubliceerd door Alphons Siebelt op

In oktober 1939 kwam de in Rotterdam geboren Izaak Cohen (1908) met zijn echtgenote Tine Wind (1905-1973) in Leiden wonen. Hij was eind augustus 1939 gemobiliseerd en in Leiden gelegerd. Izaak en Tine hadden beide het conservatorium doorlopen. Izaak was concertpianist en Tine violiste. Na hun huwelijk in 1932 hadden ze een tijd in Frankrijk gewoond en gewerkt. Daar had Izaak een artiestennaam aangenomen: Iskar Aribo. Deze naam gebruikte hij gewoon in het dagelijks leven. In maart 1940 gaf hij twee concerten ten behoeve van de in Leiden gelegerde militairen en in november twee concerten in het Volkshuis voor de burgerij. Pas na de oorlog zou hij weer in het openbaar optreden.
Izaak had weliswaar een Joodse vader maar een niet-Joodse moeder. Om die reden, maar ook omdat hij met een niet-Joodse vrouw was getrouwd, kreeg hijzelf niet direct met de anti-Joodse maatregelen te maken. In juli 1942 gaf Iskar gewoon pianoles. Eenmaal per week reisde hij naar Rotterdam waar hij onder meer les gaf aan de orthodox Joodse Carry Ulreich. Zij schreef in haar dagboek, dat in 2016 werd uitgegeven, over Iskar dat hij een goede leraar was waar ze veel van leerde. Wel was hij een beetje duur.

In de familie kregen velen te maken met de Jodenvervolging. Iskar en Tine namen de zorg op zich voor twee achternichtjes uit Eindhoven en een achterneefje van wie de ouders waren ondergedoken. Waarschijnlijk vonden Iskar en Tine het veiliger om Leiden te verlaten met de kinderen. Ze vonden in Bennekom een woonadres via een vriend. Daar bleven ze tot aan de Bevrijding. Een bevriende kunstschilder Cornelis Koning  vereeuwigde Tine op twee schilderijen. Helaas bleken de ouders van de beide achternichtjes de oorlog niet te hebben overleefd. Izak en Tine, die zelf geen kinderen hadden, namen de zorg voor beide meisjes op zich. De ouders van het achterneefje bleken nog wel in leven.

Iskar verbleef in de oorlogsjaren regelmatig in Leiden. Hij kon immers gewoon reizen zonder beperkingen. Tijdens die bezoeken gaf hij les of trad ergens op. Bijvoorbeeld bij de pottenbakker Zaalberg, die zelf Joodse onderduikers in huis hadden. Met Meindert Zaalberg trok hij naar de Haarlemmermeer, waar ze de Olmenhorst bezochten. Dat was het hoofdkwartier van het disrict Haalemmermeer van de Binnenlandse Strijdkrachten waar ook veel onderduikers verbleven. Iskar gaf er een recital en Meindert declameerde gedichten. Ze keerden huiswaarts met levensmiddelen van de boerderij. Aribo zat enige tijd ondergedoken in Hillegom, hoogstwaarschijnlijk niet vanwege de Jodenvervolging maar vanwege de dreiging van razzia’s voor de arbeidsinzet. Net als vele honderden andere jongens en mannen uit Leiden.

Iskar Aribo werd na de oorlog in Leiden onder meer bekend als oprichter en dirigent van het Toonkunstkoor en dirigent van het koor Stem des Volks. Hij overleed in 1998.