Barge, prof. dr. J. A. J.

Gepubliceerd door Alphons Siebelt op

Prof. dr. Johannes Antonius James (Ton) Barge (1884 – 1952) was sinds 1919 hoogleraar geneeskunde aan de Leidse Universiteit, met als leeropdracht anatomie en embryologie. Hij was de eerste rooms-katholieke hoogleraar die aan de protestantse universiteit werd benoemd. Als rector-magnificus in de jaren 1937-1938 liet hij duidelijk zijn afkeer blijken van het nationaal-socialisme doordat hij de activiteiten van nationaal-socialistische studenten probeerde te beperken. Behalve hoogleraar was Barge een rooms-katholiek politicus. Hij kwam in 1937 voor de RK Staatspartij in de Eerste Kamer.
Na de aankondiging van het aanstaande ontslag van alle Joden uit overheidsdienst hield hij op 26 november 1940, op hetzelfde tijdstip dat prof. Cleveringa zijn beroemd geworden rede hield, een college over de nationaal-socialistische rassenleer, die hij verwierp.
In 1941 werd Barge lid van het Grootburgercomité. In dit informele en illegale comité kwamen enige tijd de kopstukken van de landelijke politieke partijen bijeen om te overleggen over actuele zaken.
In maart 1942, naar aanleiding van de ontheffing van de jurist R. Kranenburg uit zijn functie, vroegen 58 van de 93 hoogleraren en lectoren eveneens ontslag, onder wie Barge. Hij behoorde tot de eerste groep van 22 die per 1 juni werden ontslagen.
De anti-Duitse houding en activiteiten van Barge bleven niet zonder gevolgen. Op 4 mei 1942 werd hij tijdens de eerste massale arrestatiegolf onder de politieke en maatschappelijke elite opgepakt en naar het gijzelaarskamp in Sint-Michielsgestel overgebracht. Tevens werd hij op last van de bezetter (eervol, dat wel) ontslagen uit een aantal maatschappelijke nevenfuncties zoals curator van het Leids Gymnasium en lid van de gemeentelijke commissie voor het Stedelijk museum De Lakenhal. De eis om hem ook te ontslaan als lid van het bestuur van de Leidsche schouwburg strandde, aangezien het geen overheidsinstelling betrof.
Na zijn vrijlating in december 1942 leefde Barge zo min mogelijk thuis en verbleef meestal buiten Leiden. De bezetter wist hem nog op een andere manier te raken: begin 1943 werd de woning gevorderd en fungeerde tot eind 1944/begin 1945 als Ortskommandantur.
Zijn zoon Jim werkte vanaf 1944 mee aan het illegale blad Kroniek van de Week. Zijn dochter Hélène was medewerkster van het Nationaal Steunfonds en deed uitbetalingen in de stad.
Aan de gevel van de woning herinnert een plaquette aan het optreden van Barge op 26 november 1940.