Endegeest, Rhijngeest en Voorgeest

Gepubliceerd door Alphons Siebelt op

Het krankzinnigengesticht Endegeest, de psychiatrische kliniek Rhijngeest en de afdeling voor jeugdige zwakzinnigen Voorgeest waren drie instellingen op het gebied van de geestelijke gezondheid, gelegen op het grondgebied van de gemeente Oegstgeest. De drie instellingen stonden onder leiding van één geneesheer-directeur, die benoemd werd door de gemeente Leiden. Tot 25 maart 1943 was dat F.J. Stuurman (1883-1959) en daarna, tot aan de Bevrijding, H.W. Borgerhoff Mulder (1878-1947), tevens eerste geneesheer van Rhijngeest. Borgerhoff Mulder volgde Stuurman op, nadat die zijn functie had neergelegd wegens gezondheidsklachten (hij was herstellende van een hartaanval) en omdat hij zich niet wilde aansluiten bij het illegale Medisch Contact.
De leefomstandigheden in de inrichtingen verslechterden in de loop van 1942, waardoor het aantal sterfgevallen verdubbelde. Eind 1942 kreeg de geneesheer-directeur de opdracht van de Oegstgeester burgemeester een opgave van alle namen van Joodse patiënten en personeel te verstrekken. Joods personeel was er niet, maar er waren elf Joodse patiënten in Endegeest en vijftien in Rhijngeest. Uit de ontruiming van een psychiatrisch ziekenhuis in Den Haag in de oudejaarsnacht van 1942 op 1943 en de ontruiming van Het Apeldoornsche Bosch in januari 1943  bleek, dat de instellingen voor geestelijke gezondheid niet aan de jodenvervolging zouden ontkomen, net zomin als de ziekenhuizen. De meeste patiënten van de psychiatrie in Rhijngeest werden ontslagen, maar in Endegeest verbleven mensen, die door hun ernstige ziekte nergens naar toe konden. Onderduiken was bij deze mensen geen reële mogelijkheid.

Op 13 en 14 april kwamen de rechercheurs van de Leidse politie C. van der Plas en Willem de Groot bij Rhijngeest, om enkele bewoners mee te nemen. Twee van hen, onder wie Abraham Josephus Jitta, bleken over geldige vrijstellingspapieren te beschikken en werden vrijgelaten. Gonda van Dam en Elisa Lioni Goldschmidt werden afgevoerd en kort daarop in Sobibór vermoord. Op 13 mei 1943 werden tien Joodse patiënten weggevoerd uit Endegeest naar station Hollands Spoor in Den Haag en vandaar naar Westerbork. Mogelijk waren twee van hen onderduikers. Twaalf bewoners zijn vanuit Oegstgeest gedeporteerd en vermoord, allen in Sobibór op 30 april en 21 mei 1943. Daaronder alle zeven personen, die vermeld worden op de lijsten met Joodse inwoners die de gemeenten Leiden en Oegstgeest hadden opgesteld. Alleen zij worden op de website Leiden4045.nl vermeld. Nog minstens één voormalige bewoner werd op 28 mei 1943 vergast in Sobibór. Nader onderzoek moet nog uitwijzen of er nog meer voormalige bewoners zijn omgekomen.

Na deze tijd zijn er nog (Joodse) onderduikers op het terrein ondergebracht.

De meeste gegevens in dit artikel zijn ontleend aan een artikel van G.J.C. aan de Stegge dat in 2006 werd gepubliceerd in het Leids Jaarboekje.