Kunstvuurwerkfabriek Kat. Een zinloze aanslag?

Gepubliceerd door Alphons Siebelt op

Vuurwerkfabriek Kat LeidenAan de Stadspolderweg stond tot aan het begin van de 21e eeuw de Kunstvuurwerkfabriek Kat, opgericht in 1900. Het was geen fabriek met een groot centraal fabrieksgebouw, maar het bedrijf was verspreid over een aantal kleine gebouwtjes van 3,6 bij 8,6 meter, aan één zijde open en met een golfplaten dak. Dat had alles te maken met het explosieve karakter van het productieproces en de producten. Zo af en toe gebeurden er kleine ongelukken, die nooit tot een grote ramp hebben geleid. Wel vielen er enkele malen slachtoffers.
In de jaren dertig van de 20e eeuw groeide het bedrijf voorspoedig. Vanaf 1934 werd er ook geproduceerd voor het Nederlandse leger. Geen zware explosieven, maar patronen voor seinpistolen, lichtkogels en oefengranaten.

Wehrmacht als klant; ongevallen
In 1940 of 1941 volgde de Wehrmacht het Nederlandse leger op als klant. De politiearchieven vermelden in de oorlogsjaren enkele kleine bedrijfsongevallen. Op 5 september 1942 vond er een ontploffing plaats. Twee arbeiders waren bezig kruit uit te strooien op een pad langs de Stinksloot, toen het kruit op onverklaarbare wijze in brand vloog en de kist met kruit bereikte, waarop de kist explodeerde. Een van de mannen liep tamelijk ernstige brandwonden op, de ander kwam er goed van af. Het kruit was afkomstig van gedemonteerde Franse munitie.
Op 2 november 1943 raakten bij een explosie vier arbeiders gewond en werd een jongetje uit de buurt geraakt door een granaatsplinter. Kennelijk ging het om het demonteren van een vliegtuigbom. Er wordt wel geschreven dat de fabriek lichtspoormunitie maakte, maar dat kan nooit op grote schaal zijn gebeurd. Daar was de capaciteit gewoon te klein voor. Er werkten maar weinig arbeiders en alles ging met de hand. Wel kon het bedrijf vuurpijlen leveren. Na de oorlog werd directeur/eigenaar Kat ter verantwoording geroepen. Maar hij had zijn verweren op orde.

Brandstichting
In ieder geval trokken de werkzaamheden voor de Wehrmacht begin 1944 de aandacht van de politiek links georiënteerde illegale organisatie de Raad van Verzet. Die groep stond onder leiding van Joop Dubbeldeman, die al vanaf het najaar van 1940 heel actief geweest was tegen de Bezetter en een jaar in de gevangenis had gezeten wegens de brandstichting in een lokaal van de NSB in Den Burcht. Op 17 maart 1944, na acht uur uur ’s avonds sloop een groepje van vijf of meer RVV-leden het terrein van de fabriek op met een paar zelfgemaakte brandbommen bij zich. Die hadden een vertragingsmechanisme: een glazen buisje met zwavelzuur omgeven door cellofaan. Door het breken van het buisje kwam het zuur in contact met het cellofaan en pas wanneer het zuur het cellofaan had opgelost kwam het in contact met explosieve mengel van suiker en kaliumchloraat. De glazen buisjes (of misschien de hele bommen, dat is niet duidelijk) waren gemaakt door de glasblazer Van Gellecum.

Behalve Dubbeldeman waren ook Nico Olivier en Albert de Jong van de partij en nog twee of meer onbekend gebleven personen. Ze overmeesterden de enige aanwezige bewaker en brachten hem op veilige afstand. Het vertragingsmechanisme op de meegebrachte brandbommen bleken niet goed te zijn berekend en ze gingen vrijwel direct af waardoor de mannen snel moesten vluchten. De nachtwaker kon zich bevrijden en sloeg om 21.15 alarm. Over de schade is weinig bekend en lijkt niet groot te zijn geweest. Misschien dat er een gebouwtje is afgebrand, maar grote explosies hebben zich waarschijnlijk niet voorgedaan. De fabriek was niet voor niets verspreid over een aantal werkplaatsen. Ook het politiearchief rept niet over een calamiteit. De productie zal gewoon zijn hervat.

Politieonderzoek
De aanslag werd uiteraard door de Duitse en Nederlandse politie onderzocht en daarbij moet de groep van Dubbeldeman al snel in beeld zijn gekomen. Het leidde tot een grote razzia in de wijk De Kooi in de avond van 15 mei. Er is heel wat geschreven over het werk van een verrader, een zekere Frit van Bijnen, maar het kan heel goed zijn dat de politie gewoon goed speurwerk heeft gedaan. Misschien dat de recherche al direct aan Dubbeldeman heeft gedacht. Gezien zijn activistisch verleden was dat eigenlijk vanzelfsprekend.

Een zinloze aanslag?
Opmerkelijk is wel, dat F. van Poelgeest, wiens vader in de oorlogsjaren bij Kat werkzaam was, in een een artikel in het Leids Jaarboekje over de vuurwerkfabriek schrijft, dat de productie in 1943 werd verplaatst naar Wuppertal (D). Dat zou betekenen, dat de aanslag in 1944 zinloos was, tenzij er natuurlijk munitie was opgeslagen. Het feit, dat er kennelijk maar één bewaker was, een Nederlander en geen Duitser, doet echter vermoeden dat de fabriek inderdaad buiten gebruik was. Misschien vergiste Van Poelgeest zich in het jaartal en is de productie in 1944 verplaatst, dus na de aanslag.

Meer lezen?
Op deze website een artikel van Arnold Schalks over de naoorlogse vervolging van directeur/eigenaar Kat.
Jaak Slangen,  Communistisch verzet in en om Leiden. Enkele impressies en kanttekeningen bij de activiteiten van de gebroeders Olivier (1933-1945) in: Jaarboek Dirck van Eck 4(2003) 101-102.
In het Leids jaarboekje 2000 staat een artikel over de vuurwerkfabriek van F. van Poelgeest en C. Smit. zie www.schouteninleiden.nl
Over het verraad van Frits van Bijnen: (1) Gerard van Putten, De teleurstelling na de bevrijding in het Leidsch Dagblad van 9 februari 1985. Interview met Joop Dubbeldeman. (2) Cees van Hoore en Paul de Tombe, Een Spanjool, van beroep oplichter in het Leidsch Dagblad van 11 februari 1995.

Afbeelding: Nationaal Archief Collectie Anefo 901-4016; foto uit januari 1946 van Theo van Haren Noman; licentie CCO.