Meijer-Wolf, familie Jozef en Greta

Gepubliceerd door Alphons Siebelt op

Op 23 juni 1920 trouwde de Oost-Groningse veehandelaar Jozef (Jo) Meijer in Onstwedde met Greta (Grietje) Wolf uit Stadskanaal. Op 3 juli 1920 liet Jozef zich op de Apothekersdijk 24 in Leiden registreren. Twee broers van hem woonden met hun familie ook in Leiden: Herman en Salomon. Jo liet Grietje naar Leiden overkomen om zich met haar op de Rijnsburgerweg 39 te vestigen. Ze kregen drie zonen, die allen te Leiden werden geboren: Benjamin op ‎2 april 1921, Herman op 21 april 1924. Op 17 januari 1931 verhuisde het gezin naar de Rijnsburgerweg 116, waar Henri Meijer op 3 februari 1931 geboren werd. Bij hen in huis woonde Leentje Slier als dienstbode. 

JO EN DE KINDEREN DUIKEN ONDER

In de zomer van 1942 besloot Jo, onder de toenemende druk van de anti-Joodse repressie, met Benjamin en Herman onder te duiken. Ze wisselden geregeld van onderduikadres bij familie en kennissen in Leiden en – Jo moet als veehandelaar een uitgebreid netwerk hebben gehad – bij bevriende boeren in de omtrek.

Eén van die boeren was Theo Warmerdam. Hij woonde met zijn vrouw Marie en hun 11 kinderen in een boerderij aan de Vlietweg tussen Voorschoten en Leidschendam. Jo had Theo al voor de oorlog leren kennen op de veemarkt in Voorschoten. Ze deden zaken en raakten bevriend. In de zomer van 1942 vroeg Jo aan Theo of hij en zijn zoon Herman een tijdje bij zijn gezin mochten onderduiken. Theo realiseerde zich de risico’s verbonden aan het verbergen van onderduikers, maar stemde toe. De Meijers kregen een eigen slaapkamer aan de voorkant van de boerderij. Achter de schoorsteen werd een geheime schuilplaats gemaakt in geval van nood. Jo en Herman moesten de hele dag op hun kamer blijven. Alleen ’s avonds, als de kust veilig was, alles was geblindeerd en deuren op slot, kwamen ze beneden om bij de familie te zitten. Soms maakten ze buiten in het donker een ommetje. Toen de levensmiddelen een half jaar later op de bon gingen werd de voedselvoorziening te krap om twee extra monden te voeden. Bovendien was Marie hoogzwanger. Er werd overeengekomen dat vader Jo een ander onderduikadres zou zoeken. Herman kon blijven.

Mariëtte Wesseling-van der Zalm, een kleindochter van Theo en Marie, weet over Herman het volgende te vertellen: “Meer dan 2 jaar lang zat Herman overdag op zijn kamer boven. Hij las veel, werkte aan een stoommachine en hoopte op de toekomst. Vooral de jongste kinderen van de familie Warmerdam waren dol op Hem. Hij deed spelletjes met hen en ze konden altijd hun verhaal kwijt bij hem. Maar het moet vreselijk voor hem geweest zijn. Toen de Geallieerden vorderingen maakten hield de familie de opmars gedetailleerd bij op een landkaart (die kaart heb ik nog). Ze hoopten op de bevrijding! Het is wonderlijk dat niemand van het gezin ooit met anderen heeft gesproken over hun onderduiker. Het geheim werd goed bewaard. Een aantal keren kwamen Duitse soldaten aan de deur om te controleren of er Joden verborgen zaten. Dan ging mijn oma Marie naar de deur en nam dan bewust de kleinste kinderen mee naar de deur, terwijl de groten om het hoekje keken. Dan dachten de soldaten al gauw: hier kan niemand verborgen zitten, het is hier zo druk.”

Henri werd verstopt bij een boer in de Haarlemmermeer. In de onderduik kreeg Henri de naam Henk, een naam die hij tot het einde van zijn leven heeft gehouden.

GRIETJE OVERLIJDT

Grietje is nooit ondergedoken. Haar moeder Jettchen Wolf-Blumenkrohn deed dat wel, mogelijk op de Leidse Herengracht nummer 11 bij de postbode Anton Immink, die tijdens de bezetting tientallen Joden verborg en redde.

Op ‎29 augustus 1942 overleed Grietje Meijer-Wolf, 42 jaar oud, aan kanker. Ze werd begraven op de Israëlitische begraafplaats van Leiden in Katwijk aan de Rijn. 

BENJAMIN WORDT VERRADEN

Benjamins laatst bekende adres was Spieringweg 909, Haarlemmermeer. Op 10 september 1942 werd hij, bij een kennelijk verraden poging om naar Engeland te vluchten, in Katwijk opgepakt en diezelfde avond nog in Scheveningen gevangen gezet. In de rechter bovenhoek van Benjamins Joodse Raad-kaart uit het Arolsenarchief is met rood potlood een ‘V’ geschreven, de afkorting voor Kamp Vught/Konzentrationslager Herzogenbusch. Waarschijnlijk werd Benjamin daar tot 7 juni 1943 – de datum van zijn aankomst in Westerbork – gedetineerd. Op 8 juni 1943 ging Benjamin op straftransport (aantekening: ‘S.Tr.’) naar Sobibór, waar hij drie dagen later werd vermoord. Benjamin werd 22 jaar oud.

JO IS SLORDIG

Op 20 oktober 1942 werd de koopman P.H.J. Schlagwein, geboren te Leiden en wonende aan de Uiterstegracht 180, in kennelijke staat aangehouden. Omdat hij zich niet kon legitimeren werd hij in arrest gesteld. Schlagwein sputterde tegen en beweerde dat hij op 4 oktober al aangifte van vermissing van zijn persoonsbewijs had gedaan. Na twee dagen detentie zond de Documentatiedienst hem heen.  

Begin november 1942 gaf iemand een portefeuille met tabakskaart en een persoonsbewijs op Schlagwein’s naam af bij de afdeling Gevonden Voorwerpen van het Leidse Politiebureau. Na onderzoek constateerde rechercheur van der Plas van de Documentatiedienst dat het gevonden persoonsbewijs vals was. De aard van vervalsing werd niet vermeld; mogelijk was de pasfoto vervangen. Het was het persoonsbewijs dat Jo Meijer gebruikte, totdat ook hij het verloor.

DE MEIJERS UITGESCHREVEN EN ONTEIGEND

Op 7 december 1942 noteerde een Leids gemeenteambtenaar op de woningkaart van perceel Rijnsburgerweg 116 achter de namen Jozef Meijer en Jettchen Wolf-Blumenkrohn: ‘7-12-1942. V O W’ (Vertrokken Onbekend Waarheen).

Op 7 januari 1943 rapporteerde de politieagent Rempt dat hij op last van de Chef van Dienst met een man genaamd Hoogkamer naar de Rijnsburgerweg 116 was gestuurd. De woning werd door Hoogkamer en twee geëvacueerde mannen bezichtigd. Daarvoor moesten vier zegels worden verbroken. Toen Hoogkamer de serredeur aan de achterzijde van de woning opende, barstte de ruit op twee plaatsen. Het perceel werd na de bezichtiging door Rempt opnieuw verzegeld.

Vijftien dagen later, op vrijdag 22 januari 1943, meldde Ortsgruppenführer Becker om 20.45 uur telefonisch aan inspecteur van der Wal, dat de woning Rijnsburgerweg 116 niet langer verzegeld was en aan de achterzijde openstond. 

Om 21 uur stelde rechercheur de Groot in bijzijn van agent Lodema een onderzoek in. Het bleek, dat de achterdeuren van het perceel met geweld waren geopend, waarbij de zegels waren verbroken en een ruit van een van de deuren was vernield. De Groot achtte het niet uitgesloten dat iets uit de woning was weggenomen, maar kon dat zelf niet vaststellen. Hij sloot en verzegelde de deuren bij vertrek.

Op 14 mei 1943 werd het huis aan de Rijnsburgerweg 116 onteigend en op 31 mei 1943 via het door de NSB geleide Algemeen Nederlandse Beheer van Onroerende goederen (ANBO) verkocht. De koper, P. H. Westra, betaalde fl. 11.500 voor het huis.

HERMAN OVERLIJDT

Begin 1944 veranderde de situatie voor Jo’s in Voorschoten ondergedoken zoon Herman drastisch. Omdat de Duitsers bang waren voor een invasie besloten ze een tweede frontlinie (de eerste frontlinie lag langs de kust) aan te leggen langs de Vliet. Theo en Marie Warmerdam kregen bericht dat er Duitse soldaten gelegerd zouden worden in de stal van hun boerderij. Ook bij de andere boerderijen langs de Vliet kwamen soldaten. Herman kon niet langer blijven. Jo vond een nieuw adres voor hem, ditmaal in Warmond. Mariëtte’s moeder Elly en haar tante Ank Warmerdam brachten Herman op de fiets naar Warmond. Het afscheid was hartverscheurend. Omdat vrouwen minder vaak werden aangehouden door de Duitsers werd Herman als vrouw vermomd. Zo fietsten ze naar het nieuwe onderduikadres bij echtpaar Van Gils op de Warmundastraat 3 in Warmond, die ook Jo verborgen hielden. Herman werd daar ziek en overleed – vermoedelijk door gebrek aan adequate medische zorg – aan een longontsteking op 17 maart 1944 op 19-jarige leeftijd.

Hermans overlijden was niet alleen pijnlijk, maar ook heel lastig: onderduikers en hun gastgezinnen wilden vooral niet ontdekt worden, maar men zat nu met een lijk, dat snel begraven moest worden. Een Warmondse boer, Geb Ramp, bracht redding. Het was verboden zich ’s nachts op straat te begeven, maar toch kwam de heer Ramp in de duisternis vanaf de andere kant van Warmond met een handkar om het lijk op te halen. Dat was met gevaar voor eigen leven, want de kans om een Duitser tegen te komen was niet denkbeeldig. Bovendien had Ramp zelf ook een onderduikster in huis: mevrouw Roosje Blumenthal. In het donker bracht Ramp het lijk van Herman naar zijn eigen erf (rond de huidige Oranje Nassaulaan 20) waar hij het begroef. Na de oorlog werden Hermans stoffelijke resten herbegraven op de Israëlitische begraafplaats in Katwijk aan de Rijn.

JO HERTROUWT

In het laatste oorlogsjaar had de weduwnaar Joz Meijer tijdens zijn onderduik kennisgemaakt met Rozette de Vries, weduwe van Theo Heijmans, die in 1941 in concentratiekamp Mauthausen werd vermoord. In september 1945 werden Rozette – toen nog Heijmans-de Vries – en haar twee kinderen: Renée en Rob, onderhuurder op de Laat de Kanterstraat 15 bij Emmie Boässon-Cohen de weduwe van Jacques Boässon. Rozettes moeder: Rebecca Boässon, was een tante van Jacques. Korte tijd later trokken ook Jo Meijer en zijn enige overgebleven zoon Henk bij Emmie Boässon in. 

Op 29 november 1945 hertrouwden Rozette en Jo in Leiden. Het nieuwe gezin Meijer, bestaande uit vijf personen, woonde tot de zomer van 1955 in de Laat de Kanterstraat.

Van mei tot december 1945 woonden ook vader Martijn de Marcas en moeder Olga de Marcas-Hes met hun 12-jarige zoon Donald als onderhuurder op de Laat de Kanterstraat  15, totdat ze weer op de Botermarkt 17 in Leiden konden gaan wonen.

Jettchen Wolf–Blumenkrohn, de moeder van Grietje, overleefde de oorlog en verhuisde op 2 december 1946 naar haar zoon Arnold Wolf in Boston, de Verenigde Staten. Ze overleed op 14 maart 1953 in Malden, Massachusetts, VS.

HENK VERONGELUKT

In 1954 werd Henk Meijer als dienstplichtig militair voor een herhalingsoefening opgeroepen. De chauffeur van het legervoertuig waarin Henk zat, lette niet goed op en botste in Rotterdam op een olietrein. Henk overleefde het ongeluk niet. 

VLAGTWEDDE

In 1955 verhuisde het gezin Meijer-de Vries, helaas zonder Henk, naar het huis dat Jo aan de Rijnsburgerweg 51 liet bouwen. Het draagt – tot op heden –  de naam Westerwolde, naar de streek in Oost-Groningen waarin de geboorteplaats van Jo ligt: Vlagtwedde. 

Op 16 februari 1967 stierf Jo Meijer ‎op 76 jarige leeftijd te Leiden. Zijn begrafenis vond op 19 februari plaats op de Nederlands Israëlitische Begraafplaats te Katwijk aan de Rijn.  

Rozette overleed ruim 20 jaar later, 81 jaar oud, op 9 juni 1987 in Bussum. Op 11 juni werd zij naast haar echtgenoot Jo op de Nederlands Israëlitische Begraafplaats in Katwijk aan de Rijn begraven.

———————————————————————————

Op woensdag 11 januari 2023 werden door de Stichting Herdenking Jodenvervolging Leiden voor Herman en Benjamin Stolpersteine geplaatst bij hun laatste vrijwillig bewoonde adres: Rijnsburgerweg 116

Een verslag van deze dag is te lezen op de website van de Stichting Herdenking Jodenvervolging Leiden. Daarop staan ook foto’s en de teksten die bij de steenleggingen werden uitgesproken.

Deze tekst is (deels) gebaseerd op informatie van de Stichting Herdenking Jodenvervolging Leiden, die toestemming verleende voor de tekstbewerking.

bronnen: Arnold Schalks (Werkgroep Stolpersteine Leiden), Rob Heijmans (stiefbroer van Herman en Benjamin), André van Noort en Mathieu Fannee (Historisch Genootschap Warmelda 2020), Mariëtte Wesseling-van der Zalm (kleindochter van Theo en Marie Warmerdam-Waaijer), Alphons Siebelt, Peter van der Geer (bewoner Rijnsburgerweg 56).

Dit artikel is gewijzigd op 6 juli 2020, op 24 november 2021, op 25 juli 2022, op 23 maart 2023 en op 9 mei 2023.