Oranje Bulletin

Gepubliceerd door Alphons Siebelt op

In navolging van verschillende andere steden besloten enkele illegale bladen om een gezamenlijk blad uit te geven, dat gevuld moest worden met algemene artikelen. Het eerste Leidse nummer verscheen op 2 oktober 1944 en daarna kwam er wekelijks een nieuw nummer uit. De kopij voor de Leidse editie kwam van een Haagse organisatie en de vervaardiging geschiedde door de groep van Kroniek van de Week. Het Oranje Bulletin had meestal een omvang van vier gedrukte pagina’s en bevatte mededelingen van de Nederlandse regering, van de geallieerden, algemene  oproepen tot verzet en globale berichten over de toestand in Nederland. Veel concreet nieuws stond er niet. Begin november 1944 verscheen een extra editie, in feite een vlugschrift, met een oproep niet mee te werken aan de komende vordering van textiel door en voor de Wehrmacht. Deze vordering, waarbij militairen huis voor huis afgingen er controle, werd door de illegaliteit gesaboteerd door de uitreiking van bewijzen, dat er reeds voldoende textiel was ingeleverd.

Bij het vergelijken van de bewaard gebleven nummer vallen een paar dingen op. In de onderkop van het Oranje Bulletin staan de deelnemende bladen vermeld, maar dat blijkt  een wisselende groep te zijn geweest. Voor zover valt na te gaan staat Kroniek van de Week maar éénmaal vermeld en wel in het eerste nummer. Vreemd, omdat de Kroniek-groep nu juist de productie en verspreiding verzorgde. Mogelijk is dit te verklaren door het feit dat er over de zakelijke kant van de uitgave van de Oranje Bode wat frictie ontstond. Een duidelijke aanwijzing is te vinden in een brief aan de deelnemende bladen van 15 januari 1945, ondertekend door Ed, hoogstwaarschijnlijk de actieve bladenman Ed van de Voort, die bij verschillende uitgaven betrokken is geweest.
De brief begint met de mededeling, dat de Oranje Bode helaas niet meer kan worden gedrukt, maar voortaan moet worden gestencild. Daarvoor is het nodig, dat er geld en papier op tafel komt. Ed doet het voorstel om tot een bepaalde kostenverdeling te komen. Bladen die alleen in de onderkop worden vermeld en geen wezenlijke bijdrage leveren moet voortaan fl. 25 per maand betalen, de actieve deelnemers ieder fl 32. Elke deelnemer moet bovendien 15 pak stencilpapier leveren, pakken van 500 foliobladen. Zo komt er maandelijks fl. 400 in kas en kan een oplage van 12.000 stuks worden gehaald.
Het vreemde aan de situatie is nu, dat er op 15 januari 1945 al enkele gestencilde exemplaren waren verschenen met hetzelfde nummer als enkele gedrukte exemplaren, maar dan met een andere datum. Er is een gedrukt nummer 6 van 19 januari 1945 en nummer 7 van 27 januari 1945, maar ook een gestencild nummer 6 van 20 december 1944 en een nummer 7 van 6 januari 1945. Een oplossing van dit raadsel is er nog niet. Maar het gestencilde nummer 6 maakt gewag van voortdurende technische problemen. Misschien werkte men los van elkaar aan verschillende uitgaven.

 

 

Bron: Lydia Winkel en H. de Vries, De Ondergrondse pers 1940-1945 (derde druk Amsterdam 1989) nrs 612 en 616. Overgenomen met toestemming van het NIOD te Amsterdam.