Roemah Indonesia

Gepubliceerd door Alphons Siebelt op

Al jaren waren Indonesiërs is Leiden een vertrouwde verschijning. Dat had uiteraard te maken met de studies Indisch recht en Indologie aan de Rijksuniversiteit. In de Hugo de Grootstraat op nummer 12 waren in de jaren dertig verschillende organisaties van Indonesiërs gevestigd. In 1936 was een nieuwe culturele en sociale vereniging opgericht, Roekoen Peladjar Indonesia (Bond van Indonesische studerenden) kortweg Roepi genaamd. Het bestuur werd gevormd door leden met verschillende achtergronden zoals herkomst (verschillende Indonesische eilanden), universiteitssteden en overtuigingen. Leiden was de centrale plek, maar er ontstonden ook groepen in Den Haag, Amsterdam, Wageningen en andere steden. Roepi was ontstaan uit onvrede met een oudere organisatie Perhimpoenan Indonesia (Indonesische vereniging), die vanaf eind jaren twintig in communistisch vaarwater was geraakt. Een prominent lid van de PI, Roestam Effendi, was lid geweest van de Tweede Kamer voor de Communistische Partij Holland (voorloper van de CPN). In de praktijk was er nauwelijks een scheidslijn tussen deze twee verenigingen. Alleen kon het lidmaatschap van de PI moeilijkheden opleveren, allereerst al vanwege die communistische uitstraling maar ook omdat het lidmaatschap verboden was voor ambtenaren. En een deel van de studenten ambieerde een ambtelijke carrière. Wat allen sterk bezighield was het verlangen naar een herstructurering van de koloniale verhoudingen of zelfs de onafhankelijkheid van wat Indonesië werd genoemd. Dat was ook de reden voor de sympathie voor de Nederlandse communisten: die waren voorstanders van de onafhankelijkheid.

In mei 1940 waren er naar schatting ongeveer 60 Indonesische studenten in Leiden. Daarnaast waren er nog tegen de dertig Chinees-Indische studenten. Die hadden een eigen vereniging, de Chung Hwa Hui. Ze werden allemaal getroffen door het feit, dat de communicatie met Indonesië was afgesneden. Dat gold uiteraard ook voor iedereen met familie aldaar; veen kwamen zonder geld van thuis te zitten. De Indonesische studenten stonden echter over het algemeen niet geïsoleerd in de samenleving. Enkele van hen, zoals Raden Mas Hadiono Koesoemo Oetoyo en Poernomohadi waren met een Nederlandse vrouw gehuwd of verloofd en verder waren er contacten met andere Indonesische studenten elders met de studentenwereld in het algemeen. Al doende werden er contacten gelegd met illegale organisaties. In 1941 werden twee Leidse leden opgepakt in verband met hun communistische activiteiten: Parlindoegan Loebis en Sidartawan Kartosoedirdjo. De eerste overleefde de oorlog, de ander stierf in het concentratiekamp Dachau op 15 oktober 1942.

Op 19 juni kreeg de vereniging een aanwijzing van de Commissaris voor niet-commerciële verenigingen en stichtingen dat de vereniging binnen 14 dagen moest worden ontbonden. Toen de Leidse politie op 9 juli poolshoogte ging nemen in het clubhuis of er aan de opdracht van de Commissaris gevolg was gegeven, bleek er niemand meer te zijn. In de woning van Sidartawan werden wat papieren aangetroffen. De voorzitter Raden Mas Soegondo Setiadjit was spoorloos verdwenen en ook het derde bestuurslid, de arts Mohammad Ildrem, was zoek.

Na de sluiting van de Leidse universiteit trokken de meeste leden naar Amsterdam. Daar vond men een nieuw clubhuis, maar in de Hugo de Grootstraat bleven er illegale activiteiten plaatsvinden. In 1944 werd een nieuw blad opgericht, De Bevrijding geheten. Een van de redacteuren, Irawan Soejono, werd op 13 januari 1945 tijdens een algemene razzia doodgeschoten toen hij probeerde te ontvluchten.
De PI gaf een blad uit met de titel Indonesia, maar dat werd verboden. Illegaal werd nu een blad gemaakt met de titel Madjallah (Tijdschrift).
In de Hongerwinter sloot een aantal Indonesiërs zich aan bij de Binnenlandse Strijdkrachten. Zij kwamen bij elkaar ten huize van Pamontjak en bij Hadiono Koesoemo Oetoyo.

Meer lezen? Buck Goudriaan: Eerst Nederland bevrijden, dan Indonesië. Indonesische studenten tijdens de Tweede Wereldoorlog (Leiden 2017).

Op 5 maart 2018 werd een gedenksteen onthuld aan de gevel van het pand.

Tekst bijgewerkt op 24 januari en 3 november 2021.