Stadhuis

Gepubliceerd door Alphons Siebelt op

Over het Leidse Stadhuis in oorlogstijd zou met gemak een aardig boekje kunnen worden geschreven. De bezetting trok zo zijn sporen binnen de gemeentelijke organisatie. De website Leiden4045.nl zal daar in aparte onderdelen aandacht aan schenken. Omdat het over tal van onderwerpen gaat zullen er zo nu en dan aanvullingen worden gepubliceerd.

Het Leidse stadhuis was in 1929 volledig afgebrand. Nadat tot herbouw was besloten werd in juni 1940 een eerste gedeelte van het nieuwe Stadhuis opgeleverd. Met ingang van 1 juli 1940 werd als eerste de dienst gemeentewerken overgebracht, waarna bijna alle andere diensten binnen enkele maanden volgden. Daarmee kwam een einde aan de verspreiding van gemeentelijke diensten over gebouwen in de stad. In juni 1940 werd de laatste klok van het nieuwe carillon geplaatst. In de omgeving was er in de jaren na de brand wel wat veranderd omdat verschillende panden in de omgeving, die bij de brand waren beschadigd, waren gesloopt en vervangen door nieuwbouw.

Een NSB-burgemeester en het gemeentebestuur
Met ingang van 1 april 1941 kreeg Leiden een nieuwe burgemeester in de persoon van mr. R. N. de Ruyter van Steveninck. Hij was een overtuigd nationaalsocialist en maakte vaak propaganda voor de opvattingen van NSB. Vanaf september 1941 werden de taken en bevoegdheden van de gemeenteraad waargenomen door de burgemeester. De wethouders bleven wel aan als bestuurder, maar hadden geen politieke functie meer.
Op het gemeentehuis waren diverse ambtenaren lid van de NSB, maar Steveninck (zoals hij altijd ondertekende) zorgde er opvallend genoeg voor dat de NSB nooit veel invloed kreeg.

1943: Klokkenroof
Op zaterdag 20 februari 1943 arriveerde de ploeg van aannemer Meulenberg uit Heerlen bij het Stadhuis om de klokken van het carillon uit de toren te verwijderen en mee te nemen. Aan het einde van de dag waren er nog vier klokken over werden er 43 afgevoerd.
De grote Bourdon, die in 1939 door het Leids Studentencorps was bekostigd bleef gespaard, evenals een andere luidklok. De Bourdon sloeg op het hele uur en de andere klok ieder half uur. Verder was ook de klok met de naam Hoop en Vrede behouden. Deze was een geschenk geweest van de drukkerij J.J. Groen.
Na de oorlog bleken alle afgevoerde klokken verloren te zijn gegaan. In 1951 werd een nieuw carillon in gebruik genomen. Het werd voor het eerst bespeeld in de avond van 2 oktober.

Gemeentelijke diensten
De werkzaamheden op het Stadhuis waren voor het grootste gedeelte gelijk aan die van voor de oorlog, maar de bezetting zorgde ook voor nieuwe ontwikkelingen zoals de registratie van de Joden en de invoering van het persoonsbewijs. Verschillende gemeentelijke diensten kregen te maken met de eisen van de arbeidsinzet. Eind 1942 moest 20% van het personeel worden aangewezen voor tewerkstelling in Duitsland. Dat mislukte door verschillende oorzaken. Er gingen weliswaar ambtenaren en arbeidscontractanten naar Duitsland, maar een deel van de mannen die werden aangewezen, dook onder.

Evacuatiebureau
Er kwam een Evacuatiebureau om de komst van evacués uit de kuststrook (vooral uit Noordwijk en Katwijk) te begeleiden. Daar werden veel woningen afgebroken om ruimte te maken voor de aanleg van de Atlantikwall.

De Nederlandse Volksdienst
In 1942 kwamen er op de eerste verdieping twee kamers ter beschikking voor de Nederlandse Volksdienst (NVD). In juli 1942 opende de NVD op kamer 28 een Adviesbureau Moeder en Kind. Dit bureau verstrekte ‘ ideële, opvoedkundige hulp’ of ook wel praktische hulp bij ziekte en dergelijke. Behoeftige gezinnen kregen extra distributiebonnen en in de Hongerwinter extra maaltijden uit de gaarkeukens. De NVD was een NSB-mantelorganisatie.

Na de Bevrijding
Na de oorlog kreeg de Vertrouwensraad der Leidse Illegaliteit een kamer op het Stadhuis.
Op 12 november 1945 werd een noodgemeenteraad geïnstalleerd zodat het politieke proces weer op gang kon komen. Burgemeester Van de Sande Bakhuyzen kwam weliswaar weer terug, maar kon door ziekte zijn ambt niet meer uitoefenen. Zijn functie werd waargenomen door wethouder Max Verweij. Pas in 1946 kreeg Leiden weer een nieuwe burgemeester en vonden er verkiezingen plaats voor de gemeenteraad.