Boek: Vuile oorlog in Den Haag van Rudi Harthoorn

Gepubliceerd door Alphons Siebelt op

In december 2011 verscheen een boek over de vervolging van communisten door de Sipo/SD in Den Haag, geschreven door Rudi Harthoorn. Daarin wordt ook aandacht besteed aan Leidse en Delftse communisten, revolutionair-socialisten en Trotskisten. De auteur heeft een lijst opgesteld van omgekomen arrestanten, waarop tientallen personen uit Leiden staan vermeld. Hieronder volgt een recensie van dit boek.

Op 12 augustus 1941 werd Wim Harthoorn door de Haagse politie thuis gearresteerd. Hij was kort daarvoor uitvoerend leider geworden van de Vonkgroep van rond de 300 communistische verzetsmensen. Harthoorn overleefde verschillende concentratiekampen waaronder Natzweiler en schreef daar het boek Verboden te sterven over, dat in 2007 in een gewijzigde herdruk verscheen. Wim Harthoorn heeft nooit begrepen waarom hij was gearresteerd. Was hij verraden? Zijn zoon Rudi besloot de achtergronden uit te zoeken. Het resultaat is een fascinerend en onthutsend boek over de lotgevallen van de Haagse communisten en over de rol die de Haagse politie heeft gespeeld bij de jacht op de communisten. Een ‘vuile oorlog’ was het en dat laat Harthoorn zien aan de hand van gedegen onderzoek. Zo achterhaalde hij de namen van 668 communisten, die hebben deelgenomen aan het verzet, van wie 461 in de Haagse agglomeratie, 71 in Leiden en 93 in Delft. Van hen werden er 556 gearresteerd. Hun lot was hard, ze belandden allemaal in een concentratiekamp voor zover ze niet al eerder waren overleden. Van die 556 overleefden er 256 de oorlog niet.

Voor zijn onderzoek baseerde Harthoorn zich in veel gevallen op de dossiers van de Haagse politiemannen in het archief van de Centraal Bijzondere Rechtspleging. Daarin is veel te vinden over de werkwijze van de Haagse Inlichtingendienst, die in 1942 werd omgezet in de Documentatiedienst. De strijd tegen de communisten was zo succesvol, dat de Documentatiedienst zich vanaf medio 1942 kon gaan richten op andere vijanden van het Derde Rijk, de ondergedoken Joden.

De Sipo/SD kon gebruik maken van de gegevens, die de Nederlandse politie al vóór de oorlog had verzameld door de communisten nauwkeurig in de gaten te houden en gegevens te verzamelen ten behoeve van de Centrale Inlichtingendienst in Den Haag, onder meer via infiltranten. Tot zijn verbazing ontdekte Harthoorn dat er al voor de oorlog goede contacten waren met de Gestapo. De Amsterdamse commissaris Broekhof onderhield hartelijke betrekkingen met Gestapo-chef Müller. Zij hadden zelfs een homoseksuele verhouding. In mei 1940 beschikte de Gestapo dankzij die contacten over een zeer complete overzicht van Duitse communisten en Joden in Nederland. Na de capitulatie werden er gevluchte Duitse communisten opgepakt en ging de Nederlandse politie door met het inlichtingenwerk, maar nu ten dienste van de Sipo/SD. Het was dus een makkie om in 1941 al die communisten op te pakken.

Met zijn nauwgezette onderzoek brengt Harthoorn een relevante correctie aan in het beeld dat met name Loe de Jong in Het Koninkrijk der Nederlanden heeft geschetst van de arrestaties in juni 1941. De Jong brengt deze arrestaties in verband met het uitbreken van de oorlog tussen Duitsland en de Sovjet-Unie op 22 juni 1941. Volgens de gangbare mening werden de communisten met rust gelaten omdat beide landen tot die datum bondgenoten waren. Maar de arrestaties waren al weken voor die 22e juni begonnen. Uit de nauwgezette analyse blijkt, dat de Sipo/SD eerst een aantal belangrijke figuren oppakte, daarna de wat minder belangrijke personen en tot slot zoveel mogelijk overgebleven communisten. Door die aanpak moesten de infiltranten zo lang mogelijk buiten beeld blijven. Het zijn dus volgens Harthoorn geen vervolgingsslachtoffers, zoals Loe de Jong schrijft, maar verzetsslachtoffers. Door ze consequent functionarissen te noemen en de eerdere arrestaties te verzwijgen wordt volgens Harthoorn miskend, dat de CPN al vroeg verzet pleegde en opkwam voor de vervolgde Joden. De communisten werden opgepakt omdat ze pamfletten verspreidden en leuzen kalkten. Harthoorn richt zijn pijlen meerdere keren op De Jong. De suggestie is, dat diens anticommunistische opvattingen een rol hebben gespeeld bij deze geschiedvervalsing.
Herhaaldelijk neemt Harthoorn in zijn boek stelling tegen ‘historici’ of zelfs ‘wetenschappelijke historici’ die dit stuk geschiedenis hebben veronachtzaamd. Die opmerking maakt hij al gauw een keertje of zeven. Uiteindelijk blijkt het om drie met name genoemde historici te gaan, van wie De Jong de volle laag krijgt. Na Het Koninkrijk zijn er nog zo vreselijk veel boeken verschenen met aanvullingen, dat het al in 2011 een beetje een open deur was geworden om kritiek op De Jong te hebben. De feiten spreken voor zich en dat is voldoende. Het detoneert een beetje maar doet verder geen afbreuk aan het boek.

Er is wel een ander bezwaar tegen het boek. Bij alle lijsten en cijfers springt een bepaald detail in het oog. Harthoorn schrijft namelijk voortdurend over communisten, waartoe hij ook de leden van de Revolutionair Socialistische Arbeiders Partij (RSAP) en het Nederlands Arbeids Syndicaat rekent. Het NAS was een linkse, nauw met de RSAP samenhangende vakbond. Prominente leiders van de RSAP waren Henk Sneevliet (ook NAS) en de Rotterdammer Ab Menist. Over Sneevliet in dit boek verder geen woord. Zijn naam komt wel voor in een lijstje ‘andere omgekomen verzetsmensen en slachtoffers’ maar niet in de index. Wie een beetje op de hoogte is van de verhoudingen tussen de communisten en de andere links-radicale organisaties in het Interbellum weet, dat er veel ruzies en scheuringen zijn geweest. Sneevliet was een tijd aanhanger van Trotski en een absolute tegenstander van Stalin, de Sovjet-Unie en de Nederlandse CPN. Maar Sneevliet brak met Trotski. De CPN daarentegen was een trouw aanhanger van Stalin. Trotski leefde sinds de breuk met Stalin in ballingschap in Mexico, waar hij in augustus 1940 door een geheim agent van Stalin werd vermoord. Zelfs noemt Harthoorn als slachtoffers de Leidenaar Machiel Dubbeldeman en zijn vrouw Johanna van Weeren, terwijl Machiel toch echt gemeenteraadslid voor de SDAP is geweest en opgepakt is vanwege verzetsacties van zijn zoon.
Het onderscheid tussen CPN en RSAP (en trotskistische splinters) bleef tijdens de oorlog niet zonder gevolgen: er stierven verhoudingsgewijze meer CPN’ers dan RSAP’ers, zoals Harthoorn laat zien. Veel RSAP’ers werden in 1941 gelijktijdig met de CPN’ers gearresteerd, maar daarna weer vrijgelaten. Waarschijnlijk zouden de RSAP’ers en de Trotskisten het uiterst bezwaarlijk hebben gevonden om op één lijn met de CPN’ers te worden gezet. Omgekeerd idem dito.

Door het minutieuze zoek- en combineerwerk, dat veel tijd zal hebben gevergd, is er een diepgaand overzicht van de Haagse, de Leidse en de Delftse communisten. Aan de hand van verschillende tabellen trekt Harthoorn interessante conclusies. Vergelijking met andere regio’s of steden is bij gebrek aan soortgelijk onderzoek niet mogelijk. Alleen over Rotterdam, Schiedam en Vlaardingen zijn gegevens bekend. Aan de hand van gegevens uit 1939 kan worden vastgesteld, dat de Duitsers (nou ja, dus ook de Nederlanders) alleen communisten hebben opgepakt wegens hun verzetsactiviteiten en niet vanwege hun politieke overtuiging.

Minstens zo interessant en onthutsend is het te lezen over de periode na de oorlog. De overlevende communisten werden door de Nederlandse regering opnieuw gezien als staatsgevaarlijk. De ontwikkelingen achter het IJzeren Gordijn gaven daar wel reden toe, al schrijft Harthoorn daar niet over. Daarom werden de communisten opnieuw in de gaten gehouden, nu door het Bureau Nationale Veiligheid en de opvolger de Binnenlandse Veiligheidsdienst.
Harthoorn heeft de moeite genomen de naoorlogse verklaringen van een aantal Haagse, Nederlandse  SD’ers naast elkaar te leggen en er de tegenstrijdigheden uit te halen. Ze probeerden uiteraard hun eigen rol te bagatelliseren. Als gepokte en gemazelde rechercheurs wisten ze hoe ze de onderzoeken moesten ondergaan. Zolang er geen concrete beschuldigingen waren, lieten ze bepaalde onderwerpen rusten of ze spraken er over alsof ze er geen rol in hadden gespeeld. Bovendien waren er lieden bij de Politieke Recherche Afdeling, die ook boter op hun hoofd hadden en dus met een grote boog om bepaalde kwesties heenliepen. Vermoedelijk werden dossiers geschoond. Alleen wie lid was geweest van de NSB ging voor de bijl, de rest kon in principe blijven zitten.
Chef van het BNV werd de voormalige Rotterdamse commissaris van politie Louis Einthoven, tijdens de oorlog een van het tamelijk autoritaire, om niet te zeggen fascistisch geïnspireerde driemanschap van de Nederlandse Unie. Deze Einthoven, die zelf verantwoordelijk was voor de arrestatie van een aantal Rotterdamse communisten, rekruteerde voor het BNV ervaren communistenjagers, die tijdens de oorlog voor de SD hadden gewerkt. Logisch, zij hadden immers de expertise in huis, en konden controleren welke communisten de oorlog hadden overleefd. Om deze landverraders ongehinderd in dienst te kunnen nemen moesten er belastende dossiers worden vervalst of weggewerkt. Zelfs SS’ers konden weer aan de slag op basis van hun vooroorlogse staat van dienst.

En zo ontrafelde Rudi Harthoorn de reden achter de arrestatie van zijn vader in 1941. Het was wel degelijk verraad. Niet door een gewone verrader, maar door Haagse politiemensen. Na de oorlog werd Wim Harthoorn opnieuw in de gaten gehouden door mensen die hem ook tijdens de bezetting hadden gevolgd en door wier toedoen hij vier jaar in verschillende concentratiekampen had gezeten. Een ongemakkelijke conclusie, die Rudi Harthoorn moet trekken in een uitstekend gedocumenteerd, zeer informatief, overtuigend en prima geschreven boek.

Rudi Harthoorn: Vuile oorlog in Den Haag. Bestrijding van het communistisch verzet tijdens de Duitse bezetting.
Uitgever: Van Gruting; ISBN 97890 75879 483; 573 blz.