Schelvis-Italiaander, familie
Geconfronteerd met de dreigende deportatie kreeg het bejaarde echtpaar Benedictus (1867) en Eefje (1863) Schelvis-Italiaander van hun kinderen de gelegenheid om onder te duiken in een kelder aan de Vollersgracht. Vanwege haar gezondheidstoestand durfde Eefje dat niet aan. Ze werden (waarschijnlijk bij de grote actie op 17 maart) opgehaald en op 26 maart 1943 vermoord in Sobibór. Drie van hun kinderen woonden in Leiden en overleefden de oorlog, omdat ze met een niet-Joodse partner waren getrouwd. Een dochter was gehuwd met een zoon van de ijsverkopers en ijssalon van Voortman in de Janvossensteeg. In augustus 1943 nam hun zoon Aron zijn intrek in het ouderlijk huis, omdat hij uit Katwijk moest verhuizen in verband met de werkzaamheden aan de Atlantikwall. Hij was voor de oorlog naar Katwijk verhuisd om daar een ijssalon van Voortman te runnen. Daarnaast bestierde hij een taxibedrijf met een Studebaker aan de Voldersgracht. Ook hij was gemengd gehuwd en overleefde de oorlog.
Over de familie is veel te vinden op een website over Katwijk in de oorlog.