Michielsen, Karel
De rechtenstudenten Karel Michielsen en Kees van Eendenburg kregen al snel na het begin van de bezetting het plan om met de zeilboot van Kees naar Engeland over te steken. Ze brachten de boot naar het strand van Noordwijk. Een kennis bewaarde hun reisbenodigdheden. In juni voeren ze ter oefening regelmatig uit. De Duitse kustbewaking bleek geen argwaan te hebben. Kort nadat Freddy Vas Nunes zich bij de twee had aangesloten werd bekend gemaakt dat er geen vaartuigen meer op het strand aanwezig mochten zijn. Daarom besloten zij om op 5 juli te vertrekken. De mannen vertelden de aanwezige Duitse militairen, dat zij gehoor wilden geven aan het strandverbod voor vaartuigen en daarom de boot naar Scheveningen zouden roeien en gingen op weg. Te laat besefte de kustbewaking de werkelijke bedoeling van het drietal. Enkele dagen later meldde Radio Oranje dat de Bèbèk behouden was aangekomen. Bèbèk betekent ‘eend’ in het Maleis. Het is niet duidelijk of de jol werkelijk die naam had of dat het een codebericht was, waarin de naam van Van Eendenburg doorklonk.
Michielsen, Van Eendenburg en Vas Nunes waren de eersten, die op deze manier met een bootje de Noordzee overstaken onder de neus van de kustbewaking. Hun navolgers moesten daarom rekening houden met een verscherpte bewaking. Toch vertrokken alleen al uit Noordwijk en Katwijk na hen nog 22 bootjes. In 1942 werd het vrijwel onmogelijk om op deze manier Nederland te verlaten omdat het strand verboden gebied werd in verband met de aanleg van de Atlantikwall. Ook een broer van Karel, Erik, zou naar Engeland gaan.
Meer lezen? Agnes Dessing, Tulpen voor Wihelmina: de geschiedenis van de Engelandvaarders, Amsterdam 2004.