Slier, Leentje

Gepubliceerd door Arnold Schalks op

Op zondag 7 juli 1878 werd Willem Slier, zoon van Mijntje Slier en een onbekende vader, in Rotterdam geboren. Uit de gezinskaart van de familie Slier in het Rotterdams Stadsarchief valt op te maken, dat Willem in 1902 in de Bleekersteeg op nummer 17 woonde. Vier jaar later op woensdag 19 december 1906, trouwde de 28-jarige ‘los-werkman’ met de acht jaar jongere Dina van der Maas, ‘zonder beroep’. Het bruidspaar vestigde zich in het centrum van Rotterdam: in de Eerste Diergaardestraat nummer 4b. Hun dochter Leentje Slier werd er op zaterdag 18 september 1926 geboren. Ze was het negende kind van Dina en Willem. 

Leentje was amper vier jaar oud, toen moeder Dina overleed. Op dinsdag 20 december 1932, één dag na hun 26ste trouwdag, werd Willem weduwnaar in een tijd met een uiterst somber toekomstperspectief. Volgens gegevens uit het Rotterdams Stadsarchief deed Willem eind 1934 een eerste beroep op ondersteuning van het Maatschappelijk Hulpbetoon, de voorloper van de Sociale Dienst. 

Net als alle Nederlandse kinderen was Leentje vanaf haar zesde, vólle levensjaar leerplichtig. Omdat ze ‘onvoordelig’ jarig was, mocht ze pas na de zomervakantie van 1933 naar school. Ze zat in de hoogste klas van de lagere school toen de oorlog uitbrak. Leentje was 13 jaar oud.

Leentjes ouderlijk huis aan de Eerste Diergaardestraat lag tijdens het bombardement op Rotterdam nét binnen de brandgrens: op dinsdagmiddag 14 mei 1940 maakte een desastreus kwartier niet alleen het gezin Slier dakloos. Om de ruim 80.000 mede-daklozen te herhuisvesten liet de gemeente Rotterdam aan de stadsgrenzen een zestal wijken met noodwoningen bouwen voor de sociaal zwakkeren, waaronder ‘Het Utrechtse Dorp’* aan het Noorderkanaal. 

Een deel van de familie Slier was al onder de pannen: Na zijn huwelijk met Lea Velleman in 1933 had Leentjes broer Michiel het ouderlijk huis én Rotterdam verlaten. Ze woonden met hun drie kinderen Isaac, Betje en Dina op de Rochussenstraat 10 in Den Haag. Maar ook Leentjes oudste vier zussen, allen getrouwd met een niet-joodse man, woonden elders in Rotterdam: Sara met Antonius Maas in de Heer Kerstantstraat 33d, Mijntje met Cornelis Hofman in de Pleretstraat 43c en Flora met Marinus Klein op de Ringdijk 142 in Schiebroek.  Stuk voor stuk adressen die buiten de brandgrens vielen. Alleen de woning van Rachel en Dingeman Barbier in de Hooglandstraat 148b werd door bommen verwoest.

Twee weken na het bombardement namen Flora en haar man Marinus Leentjes jongste zusje: de tienjarige Henriëtte bij zich in huis, mogelijk om de last van het ontwrichte huishouden op Willem te verlichten. Henriëtte werd enige tijd in een kliniek opgenomen om te worden behandeld voor angsten, vermoedelijk als gevolg van het trauma opgedaan tijdens het bombardement. 

Het is mogelijk dat Willem inzag dat de verwoeste Maasstad geen ideale omgeving was voor opgroeiende kinderen, en naar alternatieven zocht. Feit is, dat Leentje op donderdag 31 oktober 1940 – ruim 5 maanden na het bombardement – naar het Levendaal 8 in Leiden vertrok om als inwonend dienstmeisje te gaan werken bij het joods-orthodoxe gezin van Emanuel Mendelson, de koster van de Leidse synagoge. Het loon uit die dienstbetrekking zal ongetwijfeld een welkome aanvulling geweest zijn op de inkomsten van Willems gehavende gezin. Bovendien vormde huishoudelijk werk voor jonge ‘dienstjes’ een praktische leerschool, die een degelijke opvoeding garandeerde en hen voorbereidde op hun toekomstige taak als huisvrouw. 

In mei 1941 kregen Willem en zijn twee nog ongetrouwde zoons Jacob en David één van de 109 eengezinswoningen op Het Utrechtse Dorp toegewezen. Henriëtte voegde zich niet bij haar vader en broers, maar verhuisde op dinsdag 26 augustus 1941 vanuit Schiebroek naar het orthodoxe Joodse Weeshuis aan de Roodenburgerstraat 1 in Leiden.  

Om onbekende reden wisselde Leentje van werkgever. Begin 1942 verhuisde ze binnen Leiden van het Levendaal naar de Rijnsburgerweg 116, om bij het minder traditioneel joodse gezin van Jozef en Grietje Meijer in dienst te treden voor ‘het verrichten van voorkomende huishoudelijke werkzaamheden tegen een hoog loon, met huiselijk verkeer.’ Ze was toen 15 jaar oud.

Op donderdag 9 juli 1942 werd Willems oudste zoon Abraham, die zich als ‘vertegenwoordiger’ kennelijk met illegale lectuur had bezig gehouden, op last van de Sicherheits Polizei op de Linker Rottekade 101a in Rotterdam aangehouden. Na een detentie van negen dagen werd hij doorgestuurd naar kamp Amersfoort om tenslotte in Mauthausen te belanden. 

Op vrijdag 31 juli 1942 werden Willem, David en Jacob in Het Utrechtse Dorp gearresteerd. David en Jacob werden direct via Westerbork naar Auschwitz weggevoerd. 

Michiel, Lea en hun drie jonge kinderen: Dina, Betje en Isaac kwamen op woensdag 19 augustus 1942 aan in kamp Westerbork. Twee dagen later gingen ze op transport naar Auschwitz. 

Op vrijdag 16 oktober 1942 volgde Willem zijn zoons naar Auschwitz, na ruim twee maanden werk te hebben verricht in het Rijkswerkkamp Gijsselte in Drenthe. 

Leentje zal in de loop van 1942 zijn ondergedoken. De eerste bevestiging daarvan dateert van 29 oktober 1942. Die dag verzocht de Commissaris van Politie van Leiden om de opsporing, aanhouding en voorgeleiding van Leentje Slier omdat zij ‘ervan verdacht wordt van woonplaats te zijn veranderd zonder daartoe de juiste vergunning te hebben.‘ Op 7 december 1942 noteerde een Leids gemeenteambtenaar op de woningkaart van perceel Rijnsburgerweg 116 achter de naam Leentje Slier: ‘7-12-1942, V O W’  (= Vertrokken Onbekend Waarheen). 

Op de Arolsenkaart met haar naam staat vermeld, dat Leentje op 7 december 1942 was ondergedoken op de Houtmarkt 18 hs in Amsterdam bij Akiba Frank, godsdienstleraar aan de Amsterdamse synagoge. Akiba en Leentje werden in 1943 op dat adres aangehouden. Op vrijdag 23 april 1943 werd Leentje in Sobibór vermoord. Ze werd 16 jaar oud.

Van de veertien overige familieleden van Leentje kwamen er tien om in de nazikampen: Leentjes vader Willem en haar broers Jacob, David en Michiel met zijn vrouw Lea en hun drie kinderen Dina, Betje en Isaac in 1942 in Auschwitz. Leentjes broer Abraham werd in 1942 in Mauthausen vermoord.  Leentjes jongste zusje Henriëtte, werd in het Joods Weeshuis in Leiden opgepakt en, twee weken na Leentje, 13 jaar oud, in Sobibór vermoord.

Leentjes oudere zusters Sara, Rachel, Mijntje en Flora overleefden de oorlog door gemengde huwelijken. 

* Op 15 november 1961 trokken B&W van Rotterdam de straatnaam ‘Driebergenstraat’ in.  Het Utrechtse Dorp werd in 1962 gesloopt om plaats te maken voor de aanleg van de A20. 

———————————————————————————

Op woensdag 11 januari 2023 werd door de Stichting Herdenking Jodenvervolging Leiden voor Leentje een Stolperstein geplaatst bij haar laatste vrijwillig bewoonde adres: Rijnsburgerweg 116

Een verslag van deze dag is te lezen op de website van de Stichting Herdenking Jodenvervolging Leiden. Daarop staan ook foto’s en de teksten die bij de steenleggingen werden uitgesproken.

Deze tekst is (deels) gebaseerd op informatie van de Stichting Herdenking Jodenvervolging Leiden, die toestemming verleende voor de tekstbewerking en het plaatsen van beeldmateriaal.

Bron: Arnold Schalks (Werkgroep Stolpersteine Leiden)

Gepubliceerd op 23 maart 2023