Pijlen, Marinus van der
Marinus van der Pijlen (1924) is een van de weinige onderduikers, die in een concentratiekamp is omgekomen. Op 18 oktober 1943 gaf de Sipo/SD opdracht aan de Leidse politie hem op te sporen en te arresteren. Pas op 15 november kwamen twee opperwachtmeesters van de Leidse politie aan opgegeven adres. Daar werd opengedaan door de moeder van Marinus, die hen vertelde dat haar zoon vanaf juli in Duitsland werkzaam was. Op 21 december 1943 klaagde een jonge vrouw over hem, dat hij haar uitschold omdat haar broers in Duitsland werkten. Ze vertelde dat hij de dagen doorbracht bij zijn moeder, terwijl hij ’s nachts bij zijn grootmoeder sliep. Wellicht had Marinus op 15 november dus gewoon in de keuken gezeten, toen de twee agenten aan de deur waren geweest.
Op 6 januari 1944 was het zover. Hij werd ’s avonds laat door de rechercheurs A. Biesheuvel en W. de Groot aangehouden in de woning van zijn moeder en overgebracht naar de Sipo/SD in Rotterdam. Hij werd er van verdacht onrechtmatig uit Duitsland te zijn teruggekeerd. Inderdaad was Marinus op 7 juli 1943 naar Duitsland vertrokken en had tot half augustus bij de spoorwegen in Frankfort am Main gewerkt. De aanhouding door het duo was uitzonderlijk, omdat Biesheuvel en De Groot zich meestal niet met gewone onderduikers bezig hielden, maar met de jacht op ondergedoken Joden. Op 8 januari bracht De Groot hem naar de Sipo/SD in Rotterdam. Het zou een van de laatste arrestaties zijn van De Groot, die op 17 januari 1944 in Rijnsburg werd doodgeschoten.
Kennelijk raakte Van der Pijlen na zijn arrestatie in januari 1944 weer op vrije voeten, want op 24 mei 1944 werd hij wederom aangehouden, nu door agent Van der Pol. Bij zijn aanhouding bleek hij in het bezit te zijn van een valse Ausweis. Voor de tweede keer werd hij overgebracht naar Rotterdam, nu door opperwachtmeester Zitman.
Van der Pijlen kwam uiteindelijk terecht in concentratiekamp Sandbostel en overleed daar op 29 april 1945.
Tekst herzien op 13 april 2021.