Gilse, Sophie van

Gepubliceerd door Alphons Siebelt op

Sophie van Gilse (1912) was in december 1939 weer in Leiden komen wonen bij haar ouders in de Groenhovenstraat op nummer 13. Zij had een half jaar eerder haar doctoraal examen Nederlandse taal behaald aan de Leidse universiteit en was lerares Nederlands geworden. Haar vader was prof. dr. Peter Heinrich Gerhard van Gilse, sinds 1930 hoogleraar keel-, neus- en oorheelkunde aan de universiteit van Leiden. Haar moeder heette Julia van West en was kinderarts. Mw. Van Gilse was Joodse.

Lerares
Waarschijnlijk heeft ze tijdelijk les gegeven op een openbare school in Den Haag, want in juni werd ze op aanbeveling van het college van B&W van Den Haag benoemd tot tijdelijk lerares aan de HBS voor meisjes aan de Garenmarkt. Samen met haar collega Anna Oosterlee, die ook in Leiden woonde, zorgde ze onder andere voor ondergedoken Joodse leerlingen en hun ouders. Anna werd in oktober 1940 aangesteld op de HBS voor meisjes aan de Garenmarkt.

Onderduikers
Enkele van deze onderduikers verbleven bij Anna Oosterlee thuis aan de Rijn en Schiekade op nummer 1. Twee namen uit Leiden zijn er bekend. Elly Boässon was ondergedoken van augustus 1942 tot aan de bevrijding. Later kwam daar nog Mia Mendelson bij. Sophie werd in augustus 1944 gearresteerd met een grote hoeveelheid geld en distributiebonnen. Op 8 augustus werd ze door de Sip/SD opgesloten in het politiebureau Haagsche Veer te Rotterdam. Ook haar moeder werd diezelfde dag binnengebracht. Sophie werd op 29 april overgebracht naar Kamp Westerbork terwijl haar moeder op 11 mei werd vrijgelaten, waarschijnlijk omdat ze gemengd gehuwd was.

Ravensbrück
Na de oorlog bleef Sophia lange tijd vermist. Pas in 1950 kwam een officiële verklaring van overlijden in het concentratiekamp Ravensbrück gedateerd op 31 januari 1945. Ze werd ingeschreven in het overlijdensregister van de gemeente Leiden van 1950 onder nummer 1054. Uit een aantekening in de marge blijkt, dat zij doopsgezind was. Peter van Gilse was geboren in Oost-Friesland als zoon van een doopsgezinde predikant. Voor en tijdens de oorlog was hij voorzitter van de kerkenraad van de Leidse Doopsgezinde Gemeente. In 1951 ging hij met emeritaat.

Artikel bijgewerkt op 28 mei 2020.