Bloemkoper-den Hartog, familie

Gepubliceerd door Alphons Siebelt op

Victor Bloemkoper (1909) was godsdienstleraar en chazan (voorzanger) van de Leidse synagoge. Bij de eerste grote razzia in Leiden, in de avond en nacht van 5 op 6 maart 1943 werd het gezin opgehaald, evenals het bij hen in huis wonende echtpaar Jacob Blitz en Hanna Hangjas en de moeder van Hanna, Betje Hangjas-Piller, die eerder al hun woning aan de Zoeterwoudsesingel hadden moeten verlaten.  Met nog enkele ander Leidse Joden werden zij allen naar Den Haag vervoerd en van daar uit met een grote groep Joden uit Den Haag en Delft naar Westerbork. Om onbekende reden werd de familie Bloemkoper daar gehuisvest in de strafbarak. Al op de tiende maart ging de hele familie op transport naar Sobibór. Jetje Bloemkoper-den Hartog (1910) en de kinderen Jacob (1934), Elias (1935), Roza (1936) en Abraham (1938) werden daar op 13 maart vergast. Victor werd in Sobibór tewerkgesteld in ‘Arbeitslager Wlodowa’. Dat is beter bekend als Dorohucza, een buitenkamp van Sobibór. Bloemkoper heeft vanuit dat kamp een kaartje gestuurd naar familie en naar de Joodse Raad in Den Haag. Victor Bloemkoper werd op 30 april 1943 met 69 andere Nederlanders in Dorohucza doodgeschoten.

Over het lot van de gezinnen Bloemkoper en Van Tijn, beide uit de Tiboel Siegenbeekstraat schreef R.E. Taselaar in 2005 een artikel in het Jaarboek van de Dirk van Eck-Stichting  (literatuurlijst 2005C, ook op internet).