Jonk-van Loef, Gerard en Suze

Gepubliceerd door Alphons Siebelt op

Het kleine pand aan de Breestraat 58 naast de Stadsgehoorzaal werd in juni 1942 betrokken door het echtpaar Gerard en Suzanne Jonk-van Loef. Tijdens de oorlog boden zij onderdak aan in totaal negen volwassen Joodse onderduikers. In 1941 hadden zij op hun vorige adres, Garenmarkt 17A, al drie maanden Jacob van Leeuwen in huis gehad, wiens zaak in de Haarlemmerstraat in beslag was genomen en die voor zijn leven vreesde. Het echtpaar Jonk had zozeer een afschuw van de NSB dat mw. Jonk weigerde om bij Albert Heijn in de Doezastraat inkopen te doen; de winkelchef was lid van de NSB. In plaats daarvan ging zij naar het filiaal in de Haarlemmerstraat. De chef van die winkel, Klaas Rep, was gehuwd met een Joodse vrouw. Via hen kwamen zij in contact met Van Leeuwen. Jacob van Leeuwen had een joodse kennis in Den Haag, die in Leiden een filiaal wilde opzetten voor een leerververij. Op diens verzoek verhuisde het echtpaar Jonk naar de Breestraat om daar de winkel te drijven. Kort daarop kwam een neef van Van Leeuwen, Marius Dreese uit Den Haag, als eerste onderduiker in huis. Diens ouders (moeder Sophia was een zus van Jacob) kwamen veertien dagen later naar Leiden en werden eerst ondergebracht bij de familie Geijsman aan de Aalmarkt 15A. Van Leeuwen en zijn vrouw konden in Zoeterwoude terecht. Op 9 februari 1943 moest het echtpaar Dreese hun onderduikadres halsoverkop verlaten, toen er ’s morgens in alle vroegte huiszoeking werd verricht door twee NSB-rechercheurs. Die waren echter niet op zoek naar Joden, maar naar studenten. Mevrouw Geijsman, een weduwe, had lange tijd studenten op kamers gehad. Deze huiszoeking had te maken met het oppakken van studenten na enkele aanslagen op prominente collaborateurs in de omgeving van Leiden. Het echtpaar Dreese bleef bij Jonk en werd twee dagen later gevolgd door het echtpaar Van Leeuwen, dat om dezelfde reden uit Zoeterwoude weg was gegaan. Begin maart begonnen de deportaties uit Leiden en om die reden kwam het echtpaar Reens-Kinsbergen, Haarlemmerstraat 18, de gelederen versterken. Enkele dagen later volgde het echtpaar Van Frank-Italiaander, ook uit de Haarlemmerstraat. Die waren ondergedoken in Rhijngeest. Zo waren er negen volwassen onderduikers in huis, een toestand die tot aan de Bevrijding zou duren.

Er waren forse problemen van praktische aard: watergebruik, slaapplaatsen voor iedereen, wasgoed, dagelijkse maaltijden enzovoort. Zij kregen van verschillende personen hulp onder meer met distributiebonnen en brandstof. Ook kregen zij clandestien elektriciteit en gas. Er moeten heel wat mensen bij betrokken zijn geweest. Zij kregen onder meer hulp van “de Engelsman”, “mijnheer Van Zanten”, Atie en Jan de Blanken, De Nie, Zus van der Kaay, Jan Jonk.