Eysinga, jhr Willem J.M. van

Gepubliceerd door Alphons Siebelt op

Jhr. Willem J.M. van Eysinga (1878) had aan de Leidse universiteit rechten gestudeerd en was in 1912 hoogleraar volkenrecht geworden. In 1931 werd hij lid van het Permanente Hof van Internationale Justitie te Den Haag.
Het hof was in 1920 opgericht als orgaan van de Volkenbond en had zich twee jaar later gevestigd in het Vredespaleis in Den Haag. De Volkenbond werd door nazi-Duitsland in 1933 niet meer erkend en zo ook het Hof.

In 1940 weigerde Van Eijsinga de ariërverklaring te ondertekenen omdat hem als lid van het Hof die verplichting niet door de Bezetter kon worden opgelegd. Hij nam ontslag als curator van de Economische Hogeschool te Rotterdam en stopte zijn colleges aan de Amsterdamse universiteit. In de maanden daarna maakte hij deel uit van het team van juristen, dat prof. E. Meijers bijstond in de strijd tegen deportatie.

Strijd voor het Hof
Begin juli 1940 trok de Bezetter alle privileges van het Hof in; alle werkzaamheden moesten met ingang van 15 juli worden neergelegd. Op 16 juli 1940 vertrokken de leden van het Hof tezamen met diplomaten naar Zwitserland.
Het Nederlandse personeel bleef gedurende de oorlog werkzaam  dank zij de inspanningen van Van Eysinga, de enig achtergebleven rechter. Hij beklaagde zich meermalen bij de Beauftragte Schwebel en de diplomaat Otto Bene vertegenwoordiger van het Auswärtige Amt (Buitenlandse zaken) bij het Rijkskommissariaat. Hij hoorde tot de staf van A. Seyss-Inquart.

Nota voor de Amerikaanse consul
Waarschijnlijk in 1940 al of begin 1941 schreef Van Eysinga met anderen een nota aan de Amerikaanse consul in Amsterdam, waarin ze aantoonden, dat een reeks maatregelen van de bezetter, inclusief de anti-Joodse maatregelen, in strijd waren met het Landoorlogregelement uit 1907. Dat was niet zonder gevaar. De Leidse hoogleraar B. Telders had óók zo’n nota geschreven en was in verband daarmee gearresteerd. Telders zou de oorlog niet overleven.
Ook de nota van Van Eysinga viel in handen van de Duitsers en een van de opstellers werd gearresteerd. De zoons van Van Eysinga worden enige tijd opgesloten in Kamp Amersfoort.

Strijd om het behoud van het Hof
Het Hof had dan wel zijn werkzaamheden moeten staken, maar Van Eysinga deed er alles aan om de staf te behoeden voor ontslag en eventueel tewerkstelling van het personeel en ook om de Bezetter buiten de deur van het Vredespaleis te houden. Na de oorlog schreef hij een rapport over de strijd om het Hof te verdedigen tegen de Bezetter. Op basis daarvan schreef een onbekende auteur drie korte artikelen op de website van isgeschiedenis.

Van Eysinga kreeg het voor elkaar dat het Vredespaleis onschendbaar werd verklaard. Zijn huis in Leiden werd extraterritoriaal gebied. Met succes weerde hij een vordering af om zijn huis te gebruiken als Ortskommandantur. Ook het terrein om het huis bleef vrij van Duits gebruik.
Op het laatst van de Bezetting werd het personeel uitbetaald in natura. Af en toe kwamen er aardappelen en hout van het familielandgoed Boschoord in het Friese St. Nicolaasga naar Leiden.

Van Eysinga komt voor een een artikel op de website over de Joodse bakker Weyl. Er zouden bij hem clandestiene bijeenkomsten van studenten en anderen worden gehouden.

De Leidse verzetsman Lex Bernard noemde zijn naam in een interview. Hij had enkele malen deelgenomen aan zo’n bijeenkomst bij Van Eysinga. Ook zou Van Eysinga hem hebben verwezen naar de oud-directeur van De Nederlandsche Bank L. Trip in verband met de financiering van het stakend personeel van de NZHTM.