Hazelhoff Roelfzema, Erik

Gepubliceerd door Alphons Siebelt op

Siebren Erik Hazelhoff Roelfzema (1917 – 2007) is zonder twijfel de meest bekende Nederlandse verzetsheld uit de Tweede Wereldoorlog. Bekender nog dan zijn naam is de titel van zijn boek uit 1971, de gelijknamige speelfilm uit 1977 en van de gelijknamige theatervoorstelling in een omgebouwde vliegtuighangar in Valkenburg ZH, die sinds 2011 avond aan avond uitverkocht is: Soldaat van Oranje. De reden van dit enorme succes is nog altijd onderwerp van discussie, maar hier verder niet van belang. Ook wie nooit het boek heeft gelezen, de film niet heeft gezien noch de voorstelling heeft bijgewoond weet waar het bij Soldaat van Oranje over gaat: de Tweede Wereldoorlog, Leidse studenten, Engelandvaarders.

Over Hazelhoff Roelfzema en Soldaat van Oranje is veel te lezen op internet, we beperken ons daarom tot zijn betekenis voor Leiden. Het eerste deel van zijn verhaal speelt zich af in de Leidse studentenwereld van Sociëteit Minerva, beginnend met de groentijd. Hazelhoff studeerde vanaf 1937 Nederlands recht in Leiden en haalde in januari 1939 zijn kandidaatsexamen. Later dat jaar werd hij een beetje bekend (in ieder geval in Leiden) door het verschijnen van zijn boek Rendez-vous in San Francisco, dat bij uitgeverij Sijthoff verscheen en waar al wat inzit van de bravoure en daadkracht, die zo kenmerkend is voor zijn beroemde boek van ruim dertig jaar later. Het gaat over zijn reis naar San Francisco om aan een belofte (eigenlijk een soort weddenschap) te voldoen om een meisje, dat hij in het Kurhaus in Scheveningen had leren kennen op te zoeken op haar verjaardag. Hazelhoff mocht in november 1939 op uitnodiging van boekhandel Kooyker over het boek een verhaal komen vertellen; een lezing zal het niet zijn geweest. Kennelijk liep de verkoop van het boek heel bevredigend, want Erik kreeg het toch wel heel bijzondere aanbod om als oorlogsverslaggever naar Finland te gaan. Terwijl de wereld in angst zat over de uitgebroken oorlog tussen Duitsland, Frankrijk en Engeland, woedde daar vanaf november een oorlog tussen de Sovjet-Unie en Finland, die tot in maart 1940 zou duren. Hazelhoff schreef daarover het boek Het smeulende vuur, dat echter pas in april 1941 zou verschijnen. Toen het verscheen was zijn eigen wereld totaal veranderd. Volgens de recensent F. S. van De Leidsche Courant (zonder twijfel Frans Schneiders) was het boek ‘… een epos … om de heldhaftige strijd … en om de geest, die deze strijd maakte tot een legendarische strijd’. Klaarblijkelijk werd het boek door de bezetter getolereerd. Vreemd genoeg rept Hazelhoff Roelfzema met geen woord over het verschijnen van dat boek in Soldaat van Oranje. Natuurlijk had hij in die maand totaal andere dingen aan zijn hoofd, maar zou het zomaar stilletjes zijn uitgekomen?

26 november 1940
De voor de Leidse universiteit ingrijpende gebeurtenissen van 26 november 1940 gingen aan Erik letterlijk een beetje voorbij: vanaf zijn balkonnetje aan het Rapenburg, met een glaasje sherry in de hand (het was een novemberochtend, maar dat maakte niet uit), zag hij hoe de studenten uit het Academiegebouw kwamen en bleven praten over wat er was gebeurd. Hij werd door zijn vriend Frits van der Schrieck op de hoogte gebracht wan wat er precies was gebeurd. Ondanks dat hij dagelijks uitkeek op de universiteitsgebouwen stond de academische wereld ver van hem af. In zijn boek speelt dat allemaal geen enkele rol. Hij had heel andere plannen. Drie van zijn vrienden waren op 5 juli met hun roeiboot vertrokken naar Engeland en waren daar veilig aangekomen.  Helaas voor hem was hij geen roeier, dus probeerde hij met een “omgekochte” schipper van een vissersboot over te steken, maar die poging op 13 augustus ging niet door. Twee dagen later probeerde hij het met een motorboot, maar dat mislukte faliekant. Daarna hield hij het voor gezien en ging vermoedelijk weer aan de studie. Op 13 oktober werden twee vrienden, Jean Mesritz en Hans Hers, gearresteerd toen zij probeerden naar Engeland te komen in een spectaculaire actie: samen met de gedropte geheim agent Lodo van Hamel, Marion Smit en de Leidse hoogleraar L. Baas Becking zouden zij door een watervliegtuig op het Tjeukemeer (Fr.) worden opgepikt, maar dat mislukte. Veertien dagen later verdwenen de vrienden Chris Krediet en Herman van Brero; zij hadden in Delfzijl aangemonsterd op een coaster naar Finland. Hazelhoff werd verrast door briefkaarten uit Helsinki, Moskou, Vladivostok, Tokio, San Francisco en uiteindelijk uit Londen. De Sipo/SD zal ze ook wel hebben gezien en de gegevens hebben genoteerd.

Het Leids manifest
Onder deze omstandigheden kwam de activistische geest van Erik weer bovendrijven. Op eigen houtje (en kosten), liet hij een pamflet drukken dat hij en zijn vrienden in de avond en nacht van 14 op 15 februari 1941 aanplakten en bij mensen in de brievenbus stopten. Wat nooit wordt vermeld is, dat er in die dagen ook door andere studenten meer van dat soort pamfletten zijn verspreid. Alleen was de actie van Hazelhoff Roelfzema wat grootser en brutaler opgezet. Hieronder volgen de eisen (in gemoderniseerde spelling).

Leids Manifest1. Hervatting van de colleges op oude voet;
2. Géén verplichte colleges, vakken of bijvakken;
3. Uitbanning der politiek binnen de muren der academie; verbod van insignes, kentekenen en gebaren kenmerkend voor enig staatkundig streven;
4. Erkenning van een vertegenwoordigend lichaam der studenten, gevormd door vijf leden, te kiezen naar algemeen stemrecht door de cives academici, dat zal worden gekend in alle zaken rakende het belang hunner universiteit;
5. Garantie der overheid tegen enig toekomstige maatregel indruisende tegen, of ingrijpende in vanouds geëerbiedigde principes in de Nederlandse studentenwereld;
6. Officieel antwoord der bevoegde autoriteiten, gevolgd door heropening der universiteit, binnen de termijn van twintig dagen na openbaarmaking van dit manifest.

De zes punten waren nogal algemeen geformuleerd. Eisen 2 en 3 waren direct gericht tegen de groeiende invloed van het nationaal-socialisme. Het valt op, dat er niets in staat over de uitsluiting van het Joods personeel en de Joodse studenten.

De actie en de eisen van Hazelhoff en zijn vrienden veroorzaakte grote consternatie bij het bestuur van de Leidse universiteit. Wie de tekst leest zal dat direct begrijpen. Men kon aan deze eisen eenvoudigweg niet voldoen, gesteld al dat men het had gewild. Een heropening was onmogelijk zonder toestemming van de bezetter. De reactie van de bezetter was voorspelbaar: het zou worden opgevat als een provocatie. Wat nu? Er werd op 21 februari een vergadering belegd met het College van Curatoren, de rector en assessoren met een delegatie studenten over een concept-brief aan de studenten. Ondanks het feit dat de aanwezige studenten (onder wie vrijwel zeker Hazelhoff) de brief afwezen, werd de brief op 24 februari openbaar gemaakt. Er werd bij de studenten op aangedrongen “op geen enkele wijze in verzet te komen” tegen de genomen maatregelen. Uiteraard vreesde men voor repercussies.  De secretaris van het College van Curatoren, Ph. Idenburg,  bezocht Hazelhoff op 6 maart persoonlijk thuis op diens kamer. Of Idenburg veel druk heeft uitgeoefend vermeldt het verhaal niet, maar in ieder geval zegde Hazelhoff toe verder geen actie te ondernemen zonder eerst Idenburg op de hoogte brengen “behoudens uiterste noodzaak”.

De zorgen van het universiteitsbestuur voor de solo-actie van Hazelhoff waren begrijpelijk. Inderdaad liet de bezetter het er niet bij zitten. Het verbod op het geven van colleges en het afnemen van tentamens en examens werd verlengd. Uiteraard ging de Duitse politie op zoek naar de mensen achter deze ongehoorde protestactie in een roerige tijd. In Leiden werd al maanden regelmatig geknokt tussen de WA en tegenstanders en op 25 februari 1941 vond (vooral in Amsterdam) de Februaristaking plaats. Die werd aangewakkerd door de anti-Joodse agitatie in de hoofdstad. In januari was het de Joodse studenten aan de universiteit verboden om zonder voorafgaande toestemming tentamens te doen of examens af te leggen. Aan deze zaken besteedt Hazelhoff geen enkel woord.

Een Leidse politieman ging op onderzoek uit om te achterhalen wie het pamflet had gedrukt. Nadat de drukker van het pamflet, Van Beelen uit Katwijk, snel was opgespoord (de man had zich niet gerealiseerd welk risico hij liep) werd ook Hazelhoff uiteindelijk op 2 april opgepakt en zat een week in het Huis van Bewaring te Scheveningen, het “Oranjehotel”. Hazelhoffs boek over de Fins-Russische oorlog kwam dus uit terwijl de auteur achter de tralies zat of net vrij was gekomen. Na zijn vrijlating pakte Erik de draad van zijn studie weer op. Aangezien er vanaf mei 1941 weer tentamens en examens mochten worden afgenomen kon hij op 10 juni 1941 zijn doctoraal examen met goed gevolg afleggen. Nu, nadat de studie netjes was afgerond, was het tijd voor avontuur. Drie weken later wist hij, na een tip van zijn vriend Frits van der Schrieck, aan te monsteren op het Zwitserse schip de St. Cergue, dat al een jaar in Schiedam lag te wachten om te mogen uitvaren naar de Verenigde Staten. And the Rest is History.

Studiegenoten
Totdat het onderwijs aan de Leidse universiteit in het najaar van 1941 volledig werd verboden woonden er nog veel studenten in de stad. Daarna was het definitief gedaan met het traditionele vooroorlogse studentenleven. De studentenverenigingen waren toen ook al verboden en opgeheven. Vooral de film Soldaat van Oranje verbeeldt de bijzondere sfeer bij een deel van het Leids studentencorps. Erik leefde in een wereldje van rijkeluiszonen en -dochters: adel en patriciaat, geld genoeg en op grote afstand van de gewone mensenwereld. Maar tientallen van deze jongens en meisjes ontpopten zich in de eerste twee oorlogsjaren tot activisten tegen de bezetter. Hazelhoff noemt er een aantal in zijn boek, waarmee hij ook hen eeuwige bekendheid heeft gegeven. Sommige zijn zelf bekende namen geworden, vooral wanneer ze de oorlog niet hebben overleefd. Drie vrienden Kees van Eendenburg, Karel Michielsen en Freddy Vas Nunes waren de eerste Engelandvaarders, toen zij op 5 juli 1940 met hun kano de Bèbèk vertrokken. Met Erik Michielsen, een broer van Karel, ging Hazelhoff Roelfzema veel om. Enkele vrienden uit het studentenhuis Morssingel 11 waren van zijn doen en laten op de hoogte.  Daar woonde ook Aad Robertson; hij nam dienst bij de Waffen-SS en sneuvelde in februari 1944 aan het Oostfont. Onder het pseudoniem Alexander Rowerth komt hij voor in het boek.

In Engeland
Hazelhoff is waarschijnlijk de bekendste Engelandvaarder. In Londen raakt hij betrokken bij de pogingen contacten te leggen met mensen in bezet gebied. Met behulp van de Engelse Secret Intelligence Service (MI6, de militaire inlichtingendienst) wordt onder de naam Contact Holland een organisatie opgezet om geheim agenten op de Nederlandse kust af te zetten en weer op te halen. Deze agenten moesten een netwerk opzetten om inlichtingen te verzamelen en via een radioverbinding naar Londen te sturen. Bij de organisatie waren verschillende Leidse studenten of alumni betrokken. Eén van hen was jhr. Ernst de Jonge. Hij werd op 22 februari 1942 aan land gezet om een spionagegroep op te richten. De Jonge en Hazelhoff Roelfzema kenden elkaar uit hun tijd op Sociëteit Minerva. De Jonge was praeses collegii toen Hazelhoff als nuldejaars lid werd van het studentencorps. In de film Soldaat van Oranje wordt De Jonge gespeeld door Jeroen Krabbé. Het was De Jonge die op het hoofd van Hazelhoff een soepterrine kapotsloeg. Ernst de Jonge was in 1938 afgestudeerd en op Curaçao gaan werken. In 1941 ging hij van daaruit naar Londen om zijn diensten aan te bieden. Hij was reserve 1e luitenant van het 6e regiment veldartillerie, dat in de Leidse Doelenkazerne gelegerd was geweest.

Naast geheim agenten moesten ook bepaalde Nederlanders, die de koningin of de Nederlandse regering van belang vonden, worden opgehaald. Vooral het ophalen van personen van het strand mislukte in veel gevallen, wat in Nederland tot arrestaties heeft geleid. In loop van 1942 werd Contact Holland om verschillende redenen opgedoekt. Hazelhoff nam dienst bij de RAF. Over Contact Holland maakte het TV-programma Andere Tijden in 2010 een aflevering.

Nadat Contact Holland door een samenloop van omstandigheden was stopgezet nam Hazelhoff dienst bij de RAF. Hij keerde in Nederland terug als adjudant van koningin Wilhelmina.