Nadort, Arie van de

Gepubliceerd door Arnold Schalks op

Gastbijdrage door: Arnold Schalks

Op vrijdag 19 november 1943 deed Louis Weijl in Den Haag een briefkaart op de post die was geadresseerd aan de Weledele Heer A. van de Nadort, Tesselschadestraat 27a, Amsterdam. Louis schreef:

‘Weledele Heer, Schikt het U Zondag- of Maandagmiddag of anders op een andere middag even bij mij te komen? Ik heb namelijk een schrijven uit Westerbork ontvangen, waarin naar U wordt verwezen. Indien ik van de Tram gebruik kon maken, zou ik naar U toe gekomen zijn. Ik mag echter niet Trammen en loopen is mij te ver. Het betreft rugzakken van iemand, die blijkbaar goed met U bekend is.

Louis Weijl is de oudste zoon van een Joodse bakkersfamilie uit de Leidse Kloksteeg. Hij en zijn vrouw Gertrud verhuisden in 1940 naar Den Haag waar Louis zijn advocatenpraktijk voortzette. Uit zijn boodschap valt af te leiden dat hij een rol speelde in het contact tussen gedeporteerde joden in Westerbork en het nog in ‘vrijheid’ levende thuisfront. Toen Louis de briefkaart schreef, was het voor Joden verboden om te reizen, vandaar Louis’ verzoek aan Arie om bij hem in Den Haag langs te komen. Het is onwaarschijnlijk dat Louis Arie persoonlijk kende, want in dat geval had hij geweten dat Arie van de Nadort niet, zoals hij schreef, in de Tesselschadestraat in Amsterdam woonde, maar in de Leidse Tesselschadestraat. De kaart werd als onbestelbaar aangemerkt en retour afzender gestuurd.

Arie van de Nadort in 1939

Arie van de Nadort in 1939

Boekhouder van Loeb
Op het moment dat Louis de briefkaart schreef was Arie van de Nadort 34 jaar oud en getrouwd met de 1 dag oudere Adriana Hannaart. Samen hadden ze een dochtertje van bijna 5 jaar oud: Elly. Arie werkte als gediplomeerd boekhouder voor verschillende middenstanders in de regio Leiden, waaronder voor de meubelwinkel van het Joodse gezin van Ernst en Jenny Loeb aan de Breestraat 161. Een bijzonderheid van de firma Loeb was, dat er – getuige de slagzin: “spreek met Loeb en ’t komt in orde” – op afbetaling kon worden gekocht waardoor de zaak veel geld had uitstaan bij klanten.
Al direct na de Duitse inval werd de familie Loeb mikpunt van intimidaties die door de bezetter en zijn nationaalsocialistische handlangers werden aangemoedigd. De etalageruiten van de winkel werden met biljetten met anti-Joodse leuzen beplakt. Onbekenden belden het nummer van de zaak om brandstichting of glasschade aan te kondigen. Dochter Grete Loeb, directiesecretaresse bij het Rijksmuseum van Oudheden werd – ondanks het verzet van de toenmalige directeur – vanwege haar Joods-zijn ontslagen.
Niet-Joden werd streng ontraden om nog langer diensten te verlenen aan Joden. In dat toenemend vijandige klimaat was het aannemelijk dat er een vertrouwensband groeide tussen Joden en anti-Duits gezinde niet-Joden. Arie van de Nadort behoorde tot de laatste groep.
Het eerste schriftelijke bewijs voor Arie’s openlijke kritiek op de haatzaaierij tegen Joodse stadsgenoten vond ik in de onlangs doorzoekbaar gemaakte database met rapporten van de Leidse politie in oorlogstijd. Op zaterdag 13 september 1941 staat genoteerd:

‘Te 8 uur – Telefonisch bericht van den boekhouder der fa. Loeb, dat op de Breestraat voor de zaak is gekalkt: Weg met de Joden N.S.D.A.P. Hij is van meening dat dit opschrift door hun verwijderd mag worden. Geantwoord dat hiervan geen sprake kan zijn.’

Deportatie
Dat de firma Loeb zelfs niet veilig was voor bedreigingen van binnenuit bleek, toen vader Ernst op woensdag 15 april 1942 in arrest werd gesteld nadat een kantoormedewerker met N.S.B.-sympathieën hem had aangegeven vanwege verboden wapenbezit: het ging daarbij om een dolkvormige briefopener. Na een detentie van twee weken in Scheveningen en een korte invrijheidstelling werd Ernst Loeb op maandag 20 juli 1942 definitief opgepakt en op transport gesteld om in Auschwitz te worden vermoord.

Het is niet waarschijnlijk dat de meubelzaak onder de toenemende repressie en de financiële malaise nog veel omzet boekte. De klanten die voor de oorlog op afbetaling hadden gekocht, hadden na het begin van oorlog weinig zin om hun gekochte waar af te betalen. Veel boekhoudkundig werk zal het Arie van de Nadort niet hebben opgeleverd. Desondanks bleef de band met de familie Loeb intact.
Toen Arie hoorde, dat er op woensdag 17 maart 1943 een grote razzia op Leidse Joden zou plaatsvinden, haalde hij Grete Loeb, die als laatste gezinslid in de meubelwinkel was achtergebleven, op de Breestraat op, om haar mee naar zijn huis te nemen. Terwijl Grete haar tasje voor haar gele ster hield, zagen ze onderweg hoe andere Joden door de politie werden opgepakt. Diezelfde avond nog bracht Arie haar weer terug naar huis. Daar aangekomen zagen ze dat de huisdeur, die in de steeg om de hoek van de winkel zat, was geforceerd en dat er was ingebroken. Grete deed die nacht geen oog dicht en nam de volgende dag de trein naar Amsterdam waar haar broer en haar moeder verbleven. Om een kaartje te kunnen kopen moest ze de gele ster van haar jas afhalen. Ze stond doodsangsten uit.

Terug naar de briefkaart. Het lijdt geen twijfel dat Arie van de Nadort door zijn loyaliteit aan de familie en zijn kritiek op de anti-Joodse maatregelen op goede voet stond met de familie Loeb. De “”iemand, die blijkbaar goed met U bekend is’ waarover Louis schreef, was mogelijk Grete Loeb, die op zaterdag 4 september 1943 vanuit Westerbork naar Theresienstadt werd gedeporteerd. Zekerheid daarover zullen we niet meer krijgen, want het noodlot kwam tussenbeide.

Een ‘noodlottig ongeval’ op 4 juni 1945
In de archieven stuitte ik pas weer op de naam ‘van de Nadort’ in een nummer van de Nieuwe Leidsche Courant, dat ruim een maand na de bevrijding verscheen. Op vrijdag 8 juni 1945 plaatste de krant het bericht van Arie’s overlijden ten gevolge van een ‘noodlottig ongeval’. Waaruit dat noodlottig ongeval bestond, werd niet vermeld. Wederom een letterlijke greep uit de rapporten van de Leidse Politie van maandag 4 juni 1945:

Te 12.30 uur – Geeft de politie te Oegstgeest kennis, dat aldaar te zes uur vijfenveertig is aangereden en gedood, Arie van den* Nadort, geboren te Leiden, 29** Juli 1909, wonende te Leiden, Tesselschadestraat 27a. Verzocht wordt de familie te waarschuwen. Is door agent Eling medegedeeld.” [* ‘den’ moet ‘de’ zijn ** ‘29’ moet ‘22’ zijn].

Familie klaagt daders aan
Na een flinke zoektocht op het web kwam ik Arie’s inmiddels 82-jarige dochter Elly van der Kwaak-van de Nadort op het spoor. Toen agent Eling Adriana meedeelde dat haar echtgenoot was overleden was Elly zes en een half jaar oud. Ze kan zich het ontroostbare verdriet van haar moeder na al die jaren nog levendig herinneren.
Over de toedracht van het ‘noodlottig ongeval’ weet Elly te vertellen dat haar vader die maandagmorgen in alle vroegte naar zijn werk in Voorhout fietste toen hij in Oegstgeest op het fietspad werd aangereden door een militair voertuig, bestuurd door een dronken Canadees. Het toegebrachte letsel: een gebroken nek, was zo ernstig dat Arie ter plaatse overleed. Op slag nuchter, laadden de soldaten Arie’s overschot in het voertuig, om er bijna zes uur lang doelloos mee rond te rijden; tijd die ze kennelijk nodig hadden om de moed te verzamelen om het ongeluk aan de Oegstgeester politie te melden.
De broer en een zwager van Arie zetten juridische stappen tegen de betrokken soldaten, maar het enthousiasme om de verantwoordelijke Canadezen te vervolgen was gering. Tijdens het verhoor legden de betrokken militairen tegenstrijdige verklaringen af; ze schoven de schuld voor het ongeluk op Arie af. De Canadese autoriteiten traineerden de zaak in de hoop dat de familie zou afhaken. Misschien rekenden ze erop, dat het krediet dat ze als bevrijders hadden opgebouwd zou volstaan om ze zo’n ‘schoonheidsfoutje’ te vergeven. Maar de aanklagers gaven niet op.
Na tien jaar kwam er een eind aan de lijdensweg toen de staat Canada Arie’s weduwe eenmalig een substantiële schadevergoeding toekende. De familie vatte het op als een late schuldbekentenis en, moe van het procederen, liet het daarbij.

Of Louis na ontvangst van de retour gezonden briefkaart op een andere manier heeft geprobeerd contact te maken met Arie van de Nadort, en wat voor rol de rugzakken hebben gespeeld, is onbekend.
Elly herinnert zich dat er ‘geheime dingen’ werden bewaard onder een luik in de zoldervloer van de Tesselschadestraat. Daaronder zaten, behalve de verboden radio waarmee Arie Radio Oranje beluisterde, ook spullen verborgen die hij in bewaring nam voor anderen; spullen die na de bevrijding werden opgehaald door de rechthebbenden. Toen de oorlog voorbij was, verklapte moeder Adriana aan Elly, dat de kinderwagen van haar broertje Arie (roepnaam Harry), die op 8 januari 1944 werd geboren en op 20 juni 2003 op 59-jarige leeftijd aan een hersenbloeding overleed, een dubbele bodem had, waaronder de blaadjes van de illegaliteit verborgen zaten, die Arie in de wijk verspreidde. Ook vertelde ze hoe bang ze was geweest, toen er in januari 1945 in het Morskwartier een razzia plaatsvond. Terwijl Arie zich onder het luik op zolder had verstopt, hield Adriana een verdieping lager de adem in, doodsbenauwd dat de Grüne Polizei bij hen zou aanbellen en de dubbele bodem in de kinderwagen of het luik op zolder zou ontdekken; wat gelukkig niet gebeurde.

Het stoffelijk overschot van Arie van de Nadort werd op zaterdag 9 juni 1945 op de begraafplaats Rhijnhof ter aarde besteld. Het verlate oorlogsslachtoffer werd 35 jaar. Hij liet een vrouw en twee kinderen achter. Ook al bewaart Elly fijne herinneringen aan de dag waarop ze samen met haar broertje, moeder en vader en een grote groep Leidenaars op de Morsweg de bevrijding vierden, de Dodenherdenking op 4 mei en de viering van het einde van de tweede wereldoorlog zullen bij haar levenslang tegenstrijdige gevoelens oproepen.

Grete Loeb, die achtereenvolgens in Barneveld, Westerbork, Theresienstadt en Zwitserland verbleef, overleefde de oorlog. Toen ze na de bevrijding berooid in Leiden terugkeerde liet ze Adriana van de Nadort, als provisorische blijk van waardering voor de verdiensten van Arie en als troost voor het verlies van haar echtgenoot, iets uitzoeken uit de restanten van de geschonden meubelzaak.
Na vader Ernst Loeb werden ook moeder Jenny en de zoons Herbert en Hans Loeb en hun echtgenotes opgepakt en in de vernietigingskampen vermoord.

Arnold Schalks, 16 mei 2021, Rotterdam

Overname alleen toegestaan met schriftelijke toestemming van de auteur.

Bronnen:
Voor deze geschiedenis maakte ik gebruik van informatie van Elly van der Kwaak-van de Nadort, Jeanette Loeb, Liesbeth Molenberg en gegevens van de databases van Erfgoed Leiden en Omstreken (https://leiden.courant.nu/) en Dossier 071 (https://dossier071.nl/)