Rameau, Willem
Willem Rameau (1876-1965) was jarenlang koster van de Pieterskerk. Op 27 november 1940, daags na de onrust in de academische wereld naar aanleiding van de protesten tegen het ontslag van de Joodse medewerkers, kreeg hij bezoek van drie personen. Het waren mr. Ph. J. Idenburg, prof.dr. J.N. Bakhuizen van den Brink van het Academisch Historisch museum en W. Hoogstraten, secretaris van het college van curatoren. Zij vroegen Rameau een veilig plekje te bezorgen voor enkele belangrijke zaken, omdat men vreesde dat de bezetter en misbruik van zou gaan maken. Onder de vloer van de kerk werd een plekje gevonden in de grafkelder van de theoloog Johannes Coccejus (1603-1669) voor het grootzegel van de universiteit en de beide staven van de pedel. Of ze daar de hele oorlog hebben gelegen lijkt niet waarschijnlijk, want deze attributen waren onder meer noodzakelijk bij promoties. Tot in juli 1941 hebben er aan de Leidse universiteit promoties plaatsgevonden.
Waarschijnlijk was het echtpaar Willem en Elisabeth (1880-1946) Rameau-Flippo betrokken bij de illegale groep Henk-Wim-Aad. Hun namen komen voor op een lijst met illegale werkers.
Later tijdens de bezetting, wellicht eind 1944, maar meer waarschijnlijk pas in 1945 verborg Rameau wapens van de Binnenlandse Strijdkrachten onder de kerkvloer, waarmee werd geoefend onder leiding van zijn zoon Chris. Ook sliepen er enige tijd ongeveer 30 onderduikers.