Rijksmuseum van Natuurlijke Historie

Gepubliceerd door Alphons Siebelt op

Het Rijksmuseum van Natuurlijke Historie (ook wel Natuurhistorisch Museum genoemd) was opgericht in 1820 en in het eerste kwart van de 20e eeuw gehuisvest in het pand aan de Raamsteeg. Het hoorde bij de Rijksuniversiteit: de curatoren van de RUL waren ook curatoren van het museum. Het museum beheerde een grote verzameling geraamten, (opgezette) dieren en ‘nat’ bewaarde dieren (op ‘sterk water’), gewerveld (vertebrata) en ongewerveld (evertrebata), lopend, kruipend, zwemmend of vliegend.
Onder het directoraat van prof. H. Boschma (1893-1976) werd het instituut wakker geschud uit de lethargie en werd er hard gewerkt aan het internationale prestige. Dat werk ging in de oorlogsjaren onverminderd verder. Het museum had verder geen publieksfunctie en werd alleen bezocht door studenten en wetenschappers. Het aantal bezoekers steeg de laatste jaren van de oorlog aanmerkelijk. In 1944 was het slechts een deel van het jaar open maar men noteerde toch 1229 bezoekers, net iets meer dan in heel 1943 het geval was geweest.

Personeel
Als stille wetenschappelijke enclave had het personeel weinig last van de oorlog. De conservator G.A. Stiasny, in dienst sedert 1918 werd, als Jood door de bezetter aangemerkt, in november 1940 op wachtgeld gesteld. Hij was hoofd van de afdeling evertebrata. De hulpkracht Marinus Boeseman (1916-2006), afgestudeerd bioloog en specialist op het gebied van Japanse vissen en oorwormen, werd begin oktober 1943 gearresteerd wegens (verder onbekende) illegale activiteiten en belandde via Kamp Vught in het concentratiekamp Dachau. Hij keerde eind mei 1945 terug. In de Hongerwinter zaten verschillende medewerkers in het grote pand ondergedoken. De 48-jarige preparateur J. Zijlstra overleed op 23 mei 1945 aan ondervoeding.

Collectie Dubois: de Javamens
De beroemdste collectie was een recente aanwinst, namelijk de collectie fossielen van Eugène Dubois. Dubois (1858-1940) was een Nederlands arts, antropoloog, anatoom, paleontoloog en ecoloog die wilde bewijzen dat de mens van apen afstamde. Begin jaren 90 van de 19e eeuw ontdekte hij op Java, toen nog Nederlands-Indië, enkele resten van wat nu genoemd wordt de Javamens: een stukje van de schedel, een dijbeen en een kies. De Javamens leefde een miljoen jaar geleden. Dubois zelf dacht aanvankelijk met een aapachtige mens van doen te hebben, maar de Javamens wordt tegenwoordig gezien als een voorloper van de huidige mens. De door Dubois gevonden resten vormen nu de kroonjuwelen van het huidige Naturalis Biodiversity Center, sinds 1998 de voortzetting van het Natuurhistorisch Museum.

De Javamens overleeft
De collectie van Dubois was in 1930 na wat omzwervingen ondergebracht in het oude Boerhaave laboratorium aan de Steenstraat, waar het pas opgerichte en geopende Nederlandsch Natuurwetenschappelijk Museum was gevestigd. In 1940 werden de belangrijkste stukken van de collectie overgebracht naar het gebouw aan de Raamsteeg. De resten van de Javamens werden daar opgeborgen in een kluis, die met zandzakken werd beveiligd. Dat was maar goed ook, want op 11 december 1944 werd het pand aan de Steenstraat tijdens het bombardement op de Stationsbuurt getroffen door een Engelse bom. De collectie Dubois liep daarbij zware schade op. De door Dubois zelf gemaakte reconstructie van zijn Javamens overleefde de explosie met enige schade.

In Naturalis is vanaf de heropening in 2019 een nieuwe reconstructie van de Javamens te zien, dit maal een vrouw.