Bedak, Bep
In oktober 1943 kwam een een jonge Joodse vrouw in huis bij het echtpaar Scheuer-Hekker in de Cosijnstraat. Haar naam was Bep (Rebecca) Bedak. Bep was in 1915 geboren in Bremen (D) en met haar ouders en oudere zus begin jaren twintig naar Nederland gekomen. Haar vader had zich opgewerkt en exploiteerde in 1940 drie bioscopen in Den Haag. Bep had rechten gestudeerd aan de Leidse universiteit en was in juli 1940 afgestudeerd. Een juridische loopbaan zat er door de anti-Joodse maatregelen helaas niet meer in.
Turkse Joden
Om Nederland binnen te komen hadden haar ouders na de Eerste Wereldoorlog in Duitsland valse geboortebewijzen gekocht. Oorspronkelijk afkomstig uit Oost-Pruisen, het huidige Litouwen, waren ze volgens hun nieuwe papieren geboren in Jeruzalem en daardoor Turks onderdaan. Lange tijd hoopten haar ouders door hun Turkse nationaliteit beschermd te zijn tegen deportatie, maar ze werden in oktober 1943 toch opgepakt. Hun Turkse papieren bleken uiteindelijk niet voldoende te zijn. Bep wist ternauwernood te ontkomen en dook onder.
Nieuwe identiteit
Via een studievriendin Miep Fontein kwam ze terecht bij het echtpaar Scheurer-Hekker. Betty Hekker was toen inspectrice kinderwerk van de gereformeerde kerk en al betrokken bij het onderduiken van Joodse kinderen. Vermoedelijk zocht ze naar geschikte adressen. Een oom en zijn zoon en een tante van Bep zaten óók in Leiden ondergedoken en wel bij de familie Christiaanse aan de Oude Vest. Nadat ze eerst onder enkele verschillende namen had geleefd kreeg Bep hoogstwaarschijnlijk daar een nieuwe identiteit Thea Bosdriesz . Die naam was niet zomaar gekozen. De familie Christiaanse had nauw contact met de arts Antje Holthuis een paar deuren verderop. Daar zaten ook enkele Joden ondergedoken. Onder hen was de in 2020 opeens landelijk bekend geworden Selma Velleman. Die was afkomstig uit Amsterdam, maar had in Haarlem goede contacten opgebouwd met Bob en Dien Jesse en Joop Westerweel en zijn vrouw Willi. Die heette met haar achternaam Bosdriesz. Het zal geen toeval zijn geweest, dat Bep Bedak een nieuwe identiteit kreeg met juist die achternaam.
Hijme Stoffels
Tijdens haar onderduikperiode heeft ze zeer nauw contact gehad met Hijme Stoffels, die heel veel voor gearresteerde en voor ondergedoken Joden heeft gedaan. Dat blijkt uit naoorlogse correspondentie en uit bewaard gebleven papieren uit de oorlogsjaren. Ze bracht distributiebonnen en misschien ook wel geld naar hen toe. In 1994 diende Bep een aanvraag bij het Israëlische instituut Yad Vashem in om aan Betty Hekker de onderscheiding Rechtvaardige onder de volkeren toe te kennen, wat het jaar er op inderdaad gebeurde. In haar brief aan Yad Vashem schreef Betty, dat zij in het najaar van 1944 enige tijd het werk van Bep had overgenomen. Dat ging om ongeveer 100 gevallen, waaronder ook niet-Joodse onderduikers zullen zijn geweest.
In maart 1944 kreeg ze bericht dat haar ouders waren gedeporteerd; daardoor was ze zo geschokt, dat ze bij het echtpaar Scheurer vertrok en op kamers ging wonen in de Koninginnelaan. Haar werk voor Stoffels zette ze voort. Ze werd onder haar valse naam gearresteerd en zat ruim drie maanden gevangen in de gevangenis te Utrecht. Haar valse identiteit werd nooit ontdekt.
Bep Bedak was één van de Joodse mannen en vrouwen die in de oorlogsjaren actief deelnamen aan de illegaliteit.
Bronnen: informatie afkomstig van familie.