Kors-Paats, Hendrik en Neeltje
Neeltje Kors-Paats (1909-1947) had een zuster Juul (Julia, 1906-2003), die verpleegster was in een tehuis voor ouden-van-dagen in Apeldoorn. Juul nam verschillende Joodse onderduikers in huis. Geconfronteerd met het onzekere lot van mw. Leverpoll-de Leeuw met haar twee kleine kinderen (de echtgenoot/vader was opgepakt en gedeporteerd) mobiliseerde Juul haar familie in Leiden om voor dit gezin te zorgen.
In de herfst van 1942 namen Neeltje en haar man Hendrik (1911) het zesjarig dochtertje Hannie in huis. Zelf had dit onderwijzersechtpaar geen kinderen, dus voorzichtigheid was geboden. Het jongste kind Henriëtte kwam in huis bij een tante, Barber Mens-Koster, en bleef daar tot aan de Bevrijding De echtgenoot van Barber overleed na een ziekte in mei 1944, toen Henriëtte al in huis was.
In januari 1943 kwamen er nog twee kinderen uit Enschede bij Neeltje en Hendrik in huis, maar die werden uit veiligheidsoverwegingen na enkele maanden ondergebracht bij een derde zus, Alida Mussert-Paats. Mw. Leverpoll zat tot aan de Bevrijding ondergedoken bij het echtpaar Millaard-Claasen.
Het echtpaar Kors kreeg op 3 september 2001 van de Israëlische organisatie Yad Vashem de onderscheiding Rechtvaardige onder de volkeren.
Tekst herzien en aangevuld op 11 april 2022.