Poort, L.J.
L.J. (Lieuwe) Poort (1911-1990) was onderwijzer aan de gereformeerde school voor ULO aan de Hooglandse Kerkgracht. Ook gaf hij privélessen wiskunde en Duits. In 1944 was hij als medewerker van de Leidse afdeling van het Nationaal Steunfonds verantwoordelijk voor de steunverlening aan ondergedoken Joden. Poort sprak op 19 december 1946 namens de illegaliteit een dankwoord uit na de plechtige herdenking van de Jodenvervolging en het illegaal verzet in de Stadsgehoorzaal. Deze herdenking was georganiseerd door de Joodse gemeente van Leiden. Vier dagen later werd de herdenking nogmaals in de Stadsgehoorzaal gehouden. Poort moet onbetwist een belangrijke rol hebben gespeeld, maar vreemd genoeg is er weinig over hem te vinden.
Uit verschillende bronnen is bekend dat de financiële steunverlening door het NSF aan ondergedoken Joden verliep via een persoon die zich “Schiller” noemde, naar het in die tijd befaamde Schillerhemd. Dat overhemd had een aparte, open boord, net als de Duitse schrijver en filosoof Friedrich Schiller (1759-1805) droeg. Daarover bestaat zelfs een pagina op de Duitse Wikipedia. Het werd nogal eens gedragen door mannen uit de sociaaldemocratische hoek. Over Schiller schreef Leesha Rose (Bornstein) in haar boek De Tulpen zijn rood . Ook Leny Visser had contact met Schiller. Daarover is te lezen in het boek Oegstgeest in bange dagen.
Volgens kapelaan H. van Drunen was Poort inderdaad Schiller, maar of de christelijke onderwijzer Poort zich van de schuilnaam Schiller heeft bediend en een Schillerboordje heeft gedragen is twijfelachtig. Om zo rond te lopen zou toch wel opvallend zijn geweest. Aan de andere kant was het contrast wellicht een dekmantel. Joh. Siebelt, medewerker van het NSF, schreef over Schiller, dat het twee broers waren, een onderwijzer en een winkelier. Wanneer Poort niet Schiller was, wie was het dan wel?