Nationaal Steunfonds in Leiden

Gepubliceerd door Alphons Siebelt op

Tegeltje van het Nationaal SteunfondsHet Nationaal Steunfonds (NSF) was een landelijke illegale organisatie die vooral bekend is geworden vanwege de omvangrijke financiële steunverlening aan tal van illegale organisaties. De grote man van het NSF was de Amsterdamse bankier Walraven van Hall. Aanvankelijk was hij betrokken bij de Zeemanspot: een steunfonds voor de families van zeelieden, die wegens de oorlogsomstandigheden niet naar Nederland konden (of wilden) terugkeren. Van Hall had daar affiniteit mee omdat hij zelf enige jaren had gevaren. Maar op zijn initiatief ontstond daarnaast een een Landrottenfonds: steun aan families van kostwinners, die door politieke omstandigheden financieel in de knel waren gekomen, bijvoorbeeld wegens ontslag of arrestatie, gevolgd door gevangenschap of doodstraf. In de loop van 1942 ontstond een landelijk netwerk, dat steeds verder werd ingevuld via contacten met soortgelijke organisaties. Van Hall en andere leiders van het NSF hadden regelmatig (wekelijks) overleg met andere illegale organisaties. Het landelijke NSF was en bleef bovenal een financier en Van Hall was “de olieman”, die met geld en charisma bijsprong waar dat naar zijn mening nodig was.

Over het NSF en Walraven van Hall zijn diverse boeken en artikelen verschenen en is het nodige te vinden op internet. Eind 2017 verscheen nog een duidelijk artikeltje op de website van het Jaar van verzet 2018 met een verwijzing naar een legitimatiebewijs van een Leidse medewerker van het NSF, Joh. Siebelt.
Minder bekend is, dat het NSF ook hulp aan onderduikers financierde. Daardoor ontstond een nauwe samenwerking met de Landelijke Organisatie voor hulp aan onderduikers, de LO. Begin 1944 werd afgesproken, dat de LO de onderduikers zou steunen en het NSF voor de achtergebleven gezinnen zou zorgen. Dat gebeurde ook in Leiden.

Het NSF werkte volgens de opvattingen en richtlijnen van Van Hall. Zodra een mogelijk steungeval in het vizier kwam, ging een onderzoeker op huisbezoek. Werd het “geval” geaccepteerd dan werd een ‘schadeformulier ongevallen verzekering’ ingevuld, meestal op naam van de echtgenote met een cryptische omschrijving van het “ongeval”. Dat was nodig om enerzijds een rookgordijn op te werpen en anderzijds de ware aard van de steunverlening te camoufleren. Nu kon er periodiek een uitbetaling plaatsvinden. Een voorwaarde was wel, dat er een kwitantie moest worden getekend. De schadeformulieren en kwitanties werden bewaard. Van Hall eiste deze administratie omdat hij verantwoording wilde afleggen over de bedragen aan de geldschieters. Wie daarover meer wil weten moet zich in de literatuur verdiepen.

Het NSF in Leiden
In de winter van 1942-1943 kreeg Van Hall contact met een sterk verwante groepering rond de uit Den Haag afkomstige, maar in Wassenaar wonende Rijk Keij. Deze groep had ook medewerkers in Leiden en de de ontmoeting vond plaats in een kamer van het Leidse Stadhuis. Hoe het contact tussen Van Hall en de groep rond Keij (“Van Berkel”) tot stand is gekomen is niet bekend. De groep van Keij werd als plaatselijke/regionale afdeling opgenomen in het NSF. Plaatselijk leider werd de Leidse gemeenteambtenaar Gerard Everstijn. Keij werd hoofd van het district Zuid-Holland Noord. Aan het einde van de oorlog had het Leidse NSF tegen de 60 medewerkers.
In 1944 werd Everstijn leider van het NSF-district; hij werd opgevolgd door de ondergedoken gemeenteambtenaar Jan Bergsma. Everstijn had wekelijks overleg met Van Hall in Amsterdam. Die zorgde er voor , dat er grote bedragen beschikbaar kwamen: alleen al in het district van Everstijn werd bijna twee miljoen gulden uitgegeven aan de ondersteuning van illegale organisaties en aan de financiële ondersteuning van gezinnen van onderduikers. Behalve deze algemene ondersteuning kende het Leidse NSF een aparte afdeling voor hulp aan ondergedoken Joden, de Vakgroep J.  Leider daarvan was de christelijke onderwijzer L.J. Poort.
Begin 1944 gaf Everstijn de aanzet tot de oprichting van een falsificatiecentrale, die een plaats kreeg op een zolderkamer van de Leidse schouwburg, de Arbeidscentrale. De Arbeidscentrale heeft een grote hoeveelheid valse papieren in omloop gebracht, vooral om de arbeidsinzet te saboteren.
Tijdens de Spoorwegstaking in de Hongerwinter was het NSF ook belast met de financiering van de lonen van het stakend personeel van de Nederlandse Spoorwegen en de  ‘blauwe tram’, de NZHTM. Terwijl de uitbetaling van de lonen van het spoorwegpersoneel via personeel van de NS verliep, werden de lonen van het trampersoneel door de Arbeidscentrale van het NSF uitbetaald.

Over het Leidse NSF schreef Alphons Siebelt in 2004 een artikel in het Leids Jaarboekje: ‘Een envelopje met inhoud’. Het Nationaal Steunfonds in en rond Leiden’ (Literatuurlijst 2004E). Ook zijn boek ‘Hij zit bij de onderduikersbond’ uit 2015 komt het NSF uitgebreid aan de orde, maar dan meer in samenhang met de andere Leidse illegale organisaties (Literatuurlijst 2015B).

De afbeelding toont een gedeelte van een herdenkingstegeltje, dat in 1947 aan oud-medewerkers van het NSF is uitgereikt. Aan de achterzijde behoort een etiket te zitten met daarop de naam aan wie het exemplaar is uitgereikt. Het tegeltje is ontworpen door de kunstenaar Jan Rot (die zelf ook voor het NSF actief was geweest) en vervaardigd door De Porcelyne Fles in Delft.