Visser, Leny

Gepubliceerd door Alphons Siebelt op

Leny Visser (1920) was de spil in een kleine groep voor hulp aan Joodse onderduikers. Deze groep handelde erg zelfstandig, maar had goede contacten met gelijkgestemden in Leiden en in andere plaatsen. Huize Visser was een toevluchtsoord voor ondergedoken Joden, vooral kinderen. Na het overlijden van haar vader op 3 december 1943, bleef zij achter met haar moeder A. Visser-Hogendoorn. Haar oudste zuster was gehuwd met C. Beekenkamp, haar zeven jaar oudere broer Jan was studerend voor predikant, naar alle waarschijnlijkheid in Amsterdam. Hij moet bij dit werk nauw betrokken zijn geweest, maar daarover is niets bekend.
In 1999 wist Leny niet goed meer, waar de Joodse kinderen steeds vandaan waren gekomen. ‘Vaag in mijn geheugen’, zo schreef zij, ‘ligt nog een bevrijding uit Amsterdam van een 20-tal kinderen’ die in een veewagen naar het oosten van Nederland werden gebracht. Het is heel waarschijnlijk, dat zij in contact stond met het Utrechts kindercomité  of een nauw verwante groep. Het Utrechts kindercomité haalde in Amsterdam Joodse kinderen uit de Hollandsche Schouwburg (waarover veel is te vinden op internet) en bracht ze naar onderduikadressen in Nederland.

Rond één van de door haar geholpen kinderen heeft zich een drama afgespeeld. Een week na het overlijden van de vader van Leny waren er drie ondergedoken volwassen Joden en zes kleine kinderen in huis. Die avond kwamen er twee mannen aan de achterdeur, onder wie een zekere Piet van Egmond uit Rijnsburg. Via hem konden de kinderen in Rijnsburg worden geplaatst. Leny Visser en twee andere (niet met name genoemde) personen brachten de zes kinderen achterop de fiets naar Rijnsburg. Een van de kinderen was Sara Philipson, die kwam bij Piet van Egmond in huis. Toen Leny met de kinderen bij Piet binnenkwam, zat er een groep mannen aan tafel waardoor zij het gevoel kreeg in een ‘soort rovershol’ te zijn beland. Ze schrijft het niet, maar ongetwijfeld maakte zij kennis met de KP van Johannes en Marinus Post. Op 17 januari 1944 probeerden twee Leidse rechercheurs Sara Philipson te arresteren, waarbij een van hen, Willem de Groot, werd gedood.

Leny had verschillende medewerk(st)ers in Oegstgeest: Jansje Rugebregt-Bauwens, Herman Rugebregt, Frits Vels en Piet en Phine Bijleveld. Daarnaast had zij goede contacten met de groep rond Theo en Sara Talboo en het Nationaal Steunfonds (NSF), dat haar financieel ondersteunde via een man die handelde onder de schuilnaam Schiller. Ook liep er een lijn naar Jet van Traa van de Leidse Parool-groep.