Overval op de Rotterdamse Bank 1 februari 1944
Op 1 februari 1945 werd het filiaal van de Rotterdamse Bank overvallen door een gelegenheidscombinatie van illegalen, waaronder leden van de de Landelijke Knokploegen (LKP) en van de Leidse afdeling van de Landelijke Organisatie voor hulp aan onderduikers (LO). Er werd 100.000 gulden buit gemaakt.
De overval zorgde voor grote spanningen tussen verschillende illegale organisaties omdat de LO op eigen initiatief had gehandeld. De commandant van de Binnenlandse Strijdkrachten was woedend, omdat hij slechts enkele minuten vóór de overval op de hoogte was gebracht. De zaak bleef voortsudderen en Wieb Pera van de LO moest weken later ook intern uitleggen wat er was gebeurd. Hij deed dat in een brief van 7 maart 1945 aan de districtsleiding van de LO. Volgens hem waren de BS wel degelijk op de hoogte geweest van de aanstaande overval. De LKP’ers die aan de overval hadden deelgenomen behoorden namelijk ook tot de BS. De overval was noodzakelijk geweest omdat de LO in acute geldnood had gezeten, onder andere wegens forse betalingen aan diezelfde BS. De BS hadden ook een deel van de buit gekregen. De LO had in januari 1945 nog geld willen lenen van het Nationaal Steunfonds, maar die had dat geweigerd. Pas recentelijk was het NSF zowel de LO als de BS gaan ondersteunen, zodat de financiële zorgen van de LO verminderd waren. Dergelijke kraakjes zouden in het vervolg niet meer plaatsvinden, verzekerde Pera.