Arbeidsinzet: strafkamp Erika in Ommen
Bezet Nederland kreeg te maken met een wassende stroom van bijzondere overheidsmaatregelen op politiek en economisch gebied. In het Verordnungbslatt en de Staatscourant werden tal van verordeningen en beschikkingen gepubliceerd, afkomstig van het Rijkscommissariaat en de Nederlandse departementen. Ze bevatten altijd strafbepalingen, die door Duitse en Nederlandse rechters werden toegepast. Vooral vanwege typische “nieuwe” economische delicten zoals clandestien slachten en ongeoorloofde verkoop van goederen (vaak zwarte handel genoemd) werden veel mensen veroordeeld tot gevangenisstraf.
Kamp Erika in Ommen
Na verloop van tijd bleek de capaciteit van de Nederlandse gevangenissen volstrekt onvoldoende om alle arrestanten en veroordeelden te herbergen: ze zaten begin 1942 al overvol. Daarom werd besloten tot de oprichting van een speciaal opvangkamp in Ommen, Erika genaamd. Het was onteigend van de Krishnamurti Theosofische Vereniging.
In juni 1942 kwamen daar de eerste gevangenen aan. Het ging om mensen, die in afwachting waren van de tenuitvoerlegging van hun straf in een reguliere gevangenis. De eerste weken was de aanvoer niet groot. Om het kamp gevuld te krijgen werden in tegenstelling tot de opzet van het kamp vanaf juni 1942 ook “gewone” criminelen in Ommen opgesloten.
In 1942 kwam er nog een andere groep mannen in Ommen, de zogenoemde contractbekers. Zij hadden een soort arbeidsovereenkomst getekend waarin ze werk in Nederland, Duitsland of bijvoorbeeld Frankrijk hadden aanvaard, maar waren niet op komen dagen of waren ongeoorloofd van hun werk weggebleven. Die overeenkomst werd vaak aangeboden door het arbeidsbureau. Maar niet iedere contractbreker werd naar Ommen gestuurd. Het ging doorgaans om mannen met strafrechtelijke antecedenten of die al een keer eerder ongeoorloofd hun werk hadden verlaten.
Slechte omstandigheden: “Leeuwarder arrest”
Het kamp werd bewaakt door een speciale Duitse politie-eenheid, in 1942 het Arbeits Kontoll Kommando (AKK). De behandeling van de gevangenen in kamp Ommen was voor ongemeen grof en gewelddadig. Daarom ontstond er bij de Nederlandse rechterlijke macht een zekere terughoudendheid om mensen gevangenisstraf op te leggen. Bij het bepalen van de strafmaat werd steeds vaker rekening gehouden met de omstandigheden waaronder de straf ten uitvoer zou kunnen worden gelegd.
Op 25 februari 1943 wees het gerechtshof in Leeuwarden een arrest, waarin een expliciete overweging was opgenomen dat het hof bij het vaststelling van de strafmaat rekening zou houden met de eventuele uitvoer ‘in gevangeniskampen op zo strafverzwarende wijze als door de rechter bij de bepaling van de strafmaat onmogelijk kon worden voorzien of zelfs maar als mogelijk verondersteld’. Het hof zou dus een minder zware straf opleggen vanwege de situatie in Ommen. Dit arrest is een van de zeldzame voorbeelden van een protest van de Nederlandse rechterlijke macht tegen maatregelen van de Bezetter.
Niet zozeer als gevolg van dit “Leeuwarder arrest”, maar meer omdat de achterstanden langzaam maar zeker waren weggewerkt, werd volgens de literatuur de bestemming van kamp Ommen begin 1943 gewijzigd. Het werd een tijdelijke opvang van studenten, die de loyaliteitsverklaring niet hadden getekend en daarom in Duitsland te werk zouden worden gesteld. Daarna werd het een Arbeitseinsatzlager, waar ‘asocialen’ werden opgesloten en weigeraars en ontduikers van de arbeidsinzet. Dat zou duren tot september 1943.
Leidenaren in Ommen
In de nacht van 22 op 23 juni 1942 werden 14 man door de Leidse politie van hun bed gelicht op last van de Officier van Justitie en al snel naar Ommen overgebracht. Dit wijst er op, dat de mannen geen gewone contractbrekers waren, maar waarschijnlijk ook voor andere vergrijpen gezocht werden. Op 6 augustus 1942 worden vier man uit de omgeving van Leiden eveneens op last van de Officier van Justitie te Den Haag naar Ommen gebracht. Een van hen moest een gevangenisstraf uitzitten van negen maanden. Op 30 oktober 1942 drie man eveneens aangehouden op last van Justitie. Dit lijstje mogelijk niet compleet.
Van november 1942 tot medio mei 1943 zijn er nog geen gevallen gevonden. Mogelijk was dit het gevolg van de genoemde terughoudenheid van het Openbaar Ministerie om opdrachten aan de politie te geven. Maar ook van de Sipo/SD werden er geen opdrachten ontvangen. Wellicht heeft dat weer te maken met de reorganisatie van de Nederlandse politie en de Duitse Sicherheitspolizei.
Over het algemeen stond in 1942 en begin 1943 de opsporing en vervolging van “gewone” contractbrekers en onderduikers (dus zonder strafrechtelijk verleden) in Leiden op een laag pitje en de arrestanten kregen een soepele behandeling. Volgens naoorlogse verklaringen van ambtenaren van het arbeidsbureau was de Duitse Fachberater tevreden met de cijfers.
Mei 1943: intensivering van de opsporing
De situatie veranderde in mei 1943, toen een nieuwe fase van de arbeidsinzet aanbrak. Als belangrijkste nieuwe maatregelen moesten de militairen zich melden voor hernieuwde krijgsgevangenschap en werd de verplichte arbeidsinzet afgekondigd voor een aantal jaarklassen, een militaire term waarmee geboortejaren werd bedoeld. Vooral de jaarklassen 1922, 1923 en 1924 moesten veel arbeidskrachten opleveren.
Maar de administratieve verwerking van al deze maatregelen kostte enige tijd. Mede daarom werd de opsporing van werkweigeraars, nu vaak onderduikers genoemd, geïntensiveerd. Daarvoor kreeg de AKK uit Ommen ruimere bevoegdheden.
In verband met de verscherpte arbeidsinzet werd de naam en de taak van het AKK gewijzigd. De Arbeits Kontroll Dienst (AKD) ging controleren op de arbeidsbureaus in den lande; ook konden straatcontroles worden houden. De AKD is tot september 1944 op het Leidse arbeidsbureau aanwezig geweest. Over de AKD staat een apart artikel op deze website.
Op 18 mei 1943, iets na zeven uur ’s avonds, meldden zich twee vreemde agenten op het bureau met twee arrestanten. Ze identificeerden zich als leden van het AKK, de nieuwe naam was kennelijk nog niet ingeburgerd. Daarna gingen ze weer op pad en die avond, nacht en volgende ochtend werden er nog tien man in het politiebureau opgesloten. Drie van hen mochten weer naar huis, maar de anderen gingen op 20 mei 1943 op transport naar Ommen. Voor zover dat te achterhalen valt hadden ze niet voldaan aan de aanmeldingsplicht. Het is niet duidelijk om welke regeling dat ging. In de weken en maanden er na werden af en toe nieuwe arrestanten van de AKD van uit het politiebureau naar Ommen getransporteerd. Over één van hen is vrij veel bekend. Piet van Klaveren werd kwam in juli 1943 als contractbreker in Ommen, maar na een dagje verlof keerde hij niet terug. Hij werd later nog tweemaal opgepakt en naar Kamp Amersfoort gebracht. Uiteindelijk stierf hij in KZ Neuengamme.
Op 19 mei meldde zich de 23-jarige M.K. aan het bureau; hij was weggebleven van zijn werk in Duitsland. De volgende dag werd hij met nog vier anderen naar Ommen gebracht. Misschien is hij gevlucht en teruggekomen naar Leiden want begin juli kreeg de politie een anoniem briefje dat hij weer bij zijn moeder woonde en op de vliering sliep. Overdag werkte hij in een pakhuis en reed rond op de bakfiets. Daarmee verdiende hij 20 gulden per week. ‘Hopende dat u niet langer voor kleine kinderen versleten wordt’ besloot de anonymus. Het is ook mogelijk dat het briefje al vóór 19 mei was bezorgd, maar is blijven liggen. Uiteindelijk werd K. Op 7 juli in de kraag gevat en drie dagen en met drie lotgenoten naar Ommen overgebracht.
Eén van die drie was geboren in 1924 en aangehouden op grond van Verordening 43/1943, de jaarklassenverordening. Daarover gaat een ander artikel op deze website (in voorbereiding). Op 9 juli ging hij transport naar Ommen. Al eerder waren er in 1943 mannen aangehouden wegens het niet voldoen aan de aanmeldingsplicht (die zelden wordt gespecificeerd).
Daarna blijft het wat Ommen betreft wekenlang stil. Pas op 1 september gaan nog twee man uit 1924 uit Noordwijkerhout naar Ommen. Zij waren twee dagen eerder aangehouden. Van beiden zijn naoorlogse verklaringen bewaard gebleven.
Adjunct-commies, tevens onbezoldigd Rijksveldwachter G. Slats van de Politieke Recherche Afdeling (PRA) Leiden stelde op 26 september 1945 een onderzoek in naar de politieke antecedenten van J.N. van den B. uit Noordwijkerhout (geboren in 1924), die op dat moment was opgesloten in het Kamp van Bewaring in Leiden. Van den B. verklaarde, dat hij op 18 juni 1943 na een oproep van het GAB naar Berlijn was vertrokken. Nadat hij te horen had gekregen, dat hij was overgeplaatst naar Opper-Silezië besloot hij te vluchten. Met een vervalste Urlaubschein keerde hij terug naar Noordwijkerhout. Een ‘juffrouw van het Arbeidsbureau’, die bij hem aan de deur kwam voor aardappelen en groente, raadde hem aan om zich op het GAB te melden; zij zou er dan voor zorgen, dat hij werd afgekeurd. Wie dat is geweest wordt momenteel onderzocht; binnenkort meer daarover.
Toen Van den B. zich op 30 augustus meldde werd hij helaas door de keuringsarts dr. Verhoog overgedragen aan de aanwezige agenten, die hem overbrachten naar het politiebureau in de Zonneveldstraat en van daar uit naar Ommen. Na acht dagen werd hij overgebracht naar Rijswijk, waar hij onder bedreiging van slaag en een revolver werd gedwongen te tekenen voor de Nederlandse Oostbouw. Hij belandde echter in Berlijn. De eerste keer dat hij verlof kreeg, in februari 1944, keerde hij terug omdat er iemand borg voor hem stond. De tweede maal verlof op 3 juni 1944 besloot hij niet meer terug te gaan en onder te duiken. Uit het archief van de Leidse politie blijkt, dat Van der B. was aangehouden door twee agenten van het Arbeits Kontroll Kommando , die dat deden ‘op last van de Feldgendarmerie’.
Slats verhoorde ook M.B. (eveneens geboren in 1920) en ook woonachtig in Noordwijkerhout, die gelijk met Van der B. door beide agenten was gearresteerd en in Ommen was beland. B. bevestigde de verklaring van Van den B. Het kan natuurlijk best afgesproken werk zijn geweest van de twee arrestanten om bepaalde feiten en omstandigheden wel of niet te noemen. In totaal zullen hooguit 40 mannen door de Leidse politie naar Ommen zijn overgebracht.
Kamp Amersfoort
In de zomer van 1943 werd het Polizeiliches Durchgangslager Amersfoort heropend onder de naam Erweitertes Polizeigefängnis. Behalve politieke en economische gevangenen zouden er 30.000 mannen in terechtkomen die waren opgepakt als contractbreker en/of onderduiker. De controle op het naleven van de arbeidsinzet zou in de tweede helft van 1943 een stuk actiever worden.
Wat dat betreft vond de aanhouding van de beide jongemannen uit Noordwijkerhout plaats op een keerpunt. Voor zover te achterhalen valt, zijn zij de laatste twee die door de Leidse politie naar Ommen zijn gebracht. Voortaan was Kamp Amersfoort de bestemming voor contractbrekers en onderduikers. Daarover gaat een ander artikel op deze website (in voorbereiding).
Dit artikel maakt deel uit van een gestaag uitbreidende serie over de Arbeidsinzet.