Distributiekantoor

Gepubliceerd door Alphons Siebelt op

Vrijwel gelijktijdig met de afkondiging van de mobilisatie, eind augustus 1939, werd het systeem van de distributie ingevoerd. In eerste instantie kreeg iedereen een rijksdistributiekaart, die spoedig door een distributiestamkaart werd vervangen. Er werd een gemeentelijke distributiedienst opgezet, die werd gehuisvest in het pand aan de Stille Rijn 3. Vanaf 16 oktober kon men op bon 1 van de rijksdistributiekaart een halve kilo suiker kopen. Er was nog geen schaarste, maar de overheid wilde graag ervaring met het systeem opdoen zonder dat er direct druk op de ketel stond. Een paar weken later moest bon 3 worden ingeleverd bij de aanschaf van een pond (500 gram) groene erwten. Na het begin van de bezetting nam het aantal artikelen “op de bon” snel toe: textiel, brandstof, vlees, brood, koloniale waren zoals thee en koffie enzovoort. Steeds meer goederen konden alleen nog met distributiebonnen worden gekocht. De omvang van de distributiedienst nam daardoor stelselmatig toe. In 1940 verhuisde het distributiekantoor naar de Breestraat op nummer 117. Voor de uitreiking van distributiebescheiden werd daarnaast ook nog gebruik gemaakt van enkele andere panden. Begin januari 1942 werd het gebouw op de hoek van het Steenschuur en de Langebrug als distributiekantoor in gebruik genomen.

De distributie was lastig in de dagelijkse praktijk omdat het een enorme papieren rompslomp veroorzaakte. Iedere inwoner moest op gezette tijden naar het distributiekantoor om daar nieuwe bonkaarten af te halen. Bepaalde producten die men niet dagelijks nodig had konden alleen met een aankoopvergunning worden gekocht. Dat waren zaken zoals fietsbanden of  schoenen. Maar niet alleen de consument had er veel werk aan, ook de winkelier en de groothandel kregen er een hele administratie bij. De winkelier moest alle bonnen nauwgezet bewaren en bij het distributiekantoor inleveren om een toewijzing te krijgen voor het bestellen van nieuwe voorraden bij de leveranciers. Uiteindelijk moest de hele administratie op het distributiekantoor worden verwerkt. Begin 1942 werd het aantal ambtenaren sterk uitgebreid en in 1943 werkten er meer dan 120 mensen. Directeur P. Roosenburg werd in 1942 vervangen door J. Boekhoud, die lid was van de NSB. Om onbekende reden werd Boekhoud echter ontslagen. Zijn vervanger en zeker acht of meer ambtenaren waren eveneens lid van de NSB.

Het distributiesysteem bleek heel goed te functioneren en gaf nauwelijks problemen. De schaarste werd er natuurlijk niet minder om, maar de pijn werd eerlijk verdeeld. Er was wel een zwarte markt voor bonnen, dus wie het kon en wilde betalen kwam toch wel aan zijn trekken. Maar juist omdat het systeem zo goed functioneerde ontstonden er grote problemen voor onderduikers. Dat bleek in de zomer van 1942, toen de deportaties van Joden een aanvang nam en veel Joden onderdoken. Zij konden zich niet meer bij het loket melden om hun bonnen op te halen en niemand anders kon dat meer voor hun doen. Ook voor andere onderduikers werd het om een aantal technisch-administratieve redenen steeds lastiger om legaal aan distributiebonnen te komen. Vooral de invoering van de Tweede Distributiestamkaart in de zomer van 1944 veroorzaakte grote problemen. Onderduikers konden die niet krijgen omdat ze de kaart persoonlijk moesten ophalen.
De in deze tijd snel opkomende illegale organisaties probeerden verschillende tactieken om toch aan bonnen e.d. voor onderduikers te komen. Aanvankelijk namen zij hun toevlucht tot het plegen van inbraken of zelfs overvallen. Dat werd echter steeds moeilijker vanwege allerlei veiligheidsmaatregelen. Als wapen tegen overvallen werd er ter beveiliging van de enorme hoeveelheid waardepapieren eind 1942 in een ruimte in het gebouw aan het Steenschuur op de begane grond een kluis  aangebracht. Mocht er toch een overval plaatsvinden, dan moest men de kluissleutel laten vallen in een speciaal aangebracht buis in de vloer.

Een andere methode om aan bonnen e.d. te komen bleek echter aanzienlijk effectiever: samenwerking met de ambtenaren. Zo hadden vrijwel alle in Leiden werkzame illegale organisaties wel één of meer contactpersonen op het Leidse distributiekantoor. Daarnaast waren er ook contacten met ambtenaren op het arbeidsbureau en bij de gemeente. Door de samenwerking konden tal van onderduikers valse papieren krijgen of kregen ze clandestien hun eigen papieren terug, vooral distributiestamkaarten. Die moesten ze inleveren wanneer ze voor de Wehrmacht aan het werk werden gezet. In de Hongerwinter was het de ondergedoken ambtenaar Lex Bernard , die de regie voerde over het illegale werk van een groepje ambtenaren, waardoor vele honderden onderduikers clandestien distributiebescheiden hebben gekregen.

In september 1944 stortte het landelijke distributieapparaat ineen. Er werd overgegaan tot het uitreiken van een plaatselijke noodkaart. Ook kwam er een speciale Voedingskaart, nodig om maaltijden van de gaarkeukens te kunnen kopen. Die was vooral van belang omdat men alleen met deze kaart iedere veertien dagen een voedingskaart voor de gaarkeukens kon kopen. De illegaliteit heeft vele honderden noodkaarten en voedingskaarten aan onderduikers verstrekt, waardoor zij dagelijks een portie voedsel bij de gaarkeukens konden ophalen.

Laatst bewerkt op 29 augustus 2023 door de redactie.