Harder, ds. R.C.
De gereformeerde predikant R.C. (Roelof) Harder was in mei 1939 van uit Bandoeng naar Leiden gekomen. Tot zijn takenpakket behoorde de prediking onder de “Oosterlingen” en de “Oosterse” studenten. In 1943 (mogelijk eerder) raakte Harder betrokken bij het onderduiken van Joden en bij de activiteiten van de Landelijke Organisatie voor hulp aan onderduikers (LO). Zelf had hij ook een of meer Joodse onderduikers in huis. Op 26 augustus 1943 werd hij gearresteerd met de Joodse onderduiker Frans Hijmans (1918), kunstschilder van beroep. Hijmans stierf in het vernietigingskamp Auschwitz op (of vóór) 31 maart 1944. Op dezelfde avond waarop Harder en Hijmans werden opgepakt werden ten huize van LO-medewerker Hendrik Bol vijf ondergedoken Joden door de Leidse politie gearresteerd.
Roelof Harder werd enige tijd gevangen gehouden in het concentratiekamp Vught. Daarna bleef hij nauw bij de LO betrokken. Dat blijkt uit het dagboek van de Joodse onderduikster Hanny Michaelis, die bij de gereformeerde familie Merkelijn in huis was als dienstbode onder een valse naam. Zij was daar via de LO gekomen. Op 20 april 1944 kwam Harder bij Merkelijn op bezoek, naar Hanny aannam om over haar te praten. Ze schrijft regelmatig lovend over de preken van Harder, ook al omdat hij geen “steile” calvinist was. Volgens Michaelis waren zijn preken geliefd bij buitenkerkelijken wegens zijn mildheid en eruditie. Misschien dat de Indische jaren het echtpaar Harder wat losser had gemaakt. De behoudende gereformeerden hadden vooral met mw. Titia Harder-Plantinga wat moeite. Kennelijk was ze wat losser in de calvinistische opvattingen. Ze was op het conservatorium geweest, speelde piano en kon goed zingen. Erger was het, dat ze krullen zette in haar haar en haar lippen stiftte. Maar het ergst was, dat ze open sandalen droeg en haar teennagels lakte. Na de oorlog wilde Michaelis zich tot het christendom bekeren, maar Harder had er geen haast mee en het is er nooit van gekomen.
Tekst gewijzigd op 27 januari 2021.