SS-Mannschaftshaus

Gepubliceerd door Alphons Siebelt op

Vanaf 1930 was hier de algemene studentenvereniging Unitas (Unitas Studiosorum Lugduno Batava) gevestigd. De vereniging had de hele eerste verdieping in gebruik en beschikte over een eigen wijnkelder. Op de begane grond zat een kleermakerij. In augustus 1940 werd het pand te huur aangeboden. De kleermakerij was toen verhuisd naar de Hogewoerd. Kort daarop, in oktober, nam de Wehrmachtsbezirksverwaltung een deel, vermoedelijk dus de begane grond, van  het grote pand in gebruik. Later verhuisde dat bureau naar het Noordeinde. Begin 1941 werden alle Leidse studentenverenigingen verplicht opgeheven. Na het vertrek van Unitas kwam ook de eerste verdieping leeg te staan.

In 1942 (wellicht al in 1941) werd het pand in gebruik genomen door de SS als Mannschaftshaus. Het was niet zozeer een kazerne of kantoor, maar meer een opleidings- en scholingsinstituut. Van twee leiders van dit huis zijn de namen bekend. SS-Hauptsturmführer Hans-Joachim Freiherr Rühle von Lilienstein was dat in 1942. Hij hield zich bezig met de arisering van 32 joodse graanhandels in Zuid-Holland, schreef er een dissertatie over en werd na de oorlog hoogleraar. SS-Hauptsturmführer (kapitein) Alfred Böttcher was natuurkundige en verbleef in 1943 en 1944 in Leiden. Hij was vooral geïnteresseerd in het Kamerlingh Onneslaboratorium, waar fundamenteel natuurkundig onderzoek werd verricht. Böttcher werd na de oorlog een vooraanstaand geleerde op het gebied van kernenergie.

Over het Mannschaftshaus is verder niet zoveel bekend. Minstens twee Nederlandse SS-Männer, Jan Arie van der Hoeven en Hugo Smits, hebben hier enige tijd gewoond of hun domicilie gehad. Allebei kwamen ze van buiten Leiden, maar traden in Leiden in het huwelijk. Misschien hebben ze maar kortstondig in het Mannschaftshaus verbleven.

Wie denkt dat er in het SS-gebouw alleen rabauwen, antisemieten en landverraders kwamen heeft het mis. Er was ook aandacht voor de betere cultuur. Op 14 juli 1943 bijvoorbeeld hield dr. Hubner een lezing met dia’s over het onderwerp Die Romantische malerei in den Niederlanden. De uitnodiging was ondertekend door de Führer van het Mannschaftshaus, SS-Obersturmführer Böttgcher, vergelijkbaar met een 1e luitenant in het Nederlandse leger. Kennelijk is Böttcher kort hierna bevorderd.

Na de Bevrijding fungeerde het pand tot augustus 1945 als hoofdkwartier van de Binnenlandse Strijdkrachten. Daarna kwam het in gebruik bij de universiteit.

Hugo Smits
De enige connectie met Leiden was voor Hugo Smits zijn huwelijk in Leiden met een Leids meisje. Zij trouwden op 18 september 1943 in de Lakenhal. Mr. Smits (1918), afkomstig uit Amsterdam, was lid van de Waffen-SS en verbleef in het SS-Mannschaftshaus aan het Rapenburg. Lang en onbezorgd zullen hun wittebroodsweken niet zijn geweest, want Smits vertrok korte tijd later naar het Oostfront. Als adres gaf hij op een adres in Lublin in het bezette Polen, het Generalgouvernement. Hugo Smits was lid van de SS-divisie Wiking, waar veel niet-Duitsers in dienden. Hij sneuvelde op 17 maart 1945 in Altdamm, een stadsdeel van Stettin. De SS werd daar belegerd door de Sovjets en zou enkele dagen later worden verdreven.

Jan Arie van der Hoeven
Net als voor Hugo Smits was ook voor de arts Jan Arie van der Hoeven (1912-1998) de enige connectie met Leiden zijn waarschijnlijk kortstondig verblijf in het SS-Mannschaftshaus aan het Rapenburg. Van der Hoeven was afkomstig uit Amsterdam en lid van de Nederlandse SS . Na de Duitse inval in de Sovjet-Unie in juni 1941, was hij met het Vrijwilligerslegioen Nederland als arts mee naar het Oostfront gegaan. Nadat hij daar gewond was geraakt keerde hij terug naar  Nederland en stortte zich op de voor de SS belangrijke eugenetica. In 1942 richtte hij een Dienst voor Anthropologie en Eugenetica op. In juni 1943 trouwde hij in Leiden met Janna Goedewaagen. Ze hadden elkaar leren kennen op een SS-feestje in Leiden. Van der Hoeven was toen Obersturmführer van de Waffen-SS.
Janna was een zus van dr. Tobie Goedewaagen, een bekende NSB’er. Goedewaagen was van november 1940 tot begin 1943 secretaris-generaal van het NSB-departement van Voorlichting en Kunsten en tevens voorzitter van de Nederlandse Kultuurkamer. Sinds 8 juli 1941 was hij aan de Rijksuniversiteit Leiden formeel bijzonder hoogleraar in de nieuwere wijsbegeerte vanwege de Nederlandsche Stichting tot Bevordering van de Studie van het Nationaal-Socialisme. Maar door de sluiting van de universiteit was lesgeven niet mogelijk.

Meer lezen over Jan van der Hoeven in: A.B. van Berkel, Dr. Tobie Goedewaagen (1895-1980): een leven lang nationaal-socialist (Amsterdam 20212), p. 339-343.

Artikel bijgewerkt op 25 januari 2021.