Volksgebouw

Gepubliceerd door Alphons Siebelt op

Het Volksgebouw werd in 1919 in gebruik genomen en bood tot eind 1940 / begin 1941 onderdak aan alle sociaal-democratische verenigingen in Leiden. Het vormde het centrum van de sociaal-democratische beweging, die in 1941 vanwege de gelijkschakeling volledig oploste. Het langst bleef het Nederlands Verbond van Vakverenigingen (NVV) functioneren, maar die kwam in nationaalsocialistische handen en werd omgedoopt in het Nederlands Arbeidsfront.

Daarna stond het gebouw enige tijd leeg en werd er de Leidse Buitenschool in gehuisvest. Dit instituut voor de zorg van zieke, herstellende en gehandicapte kinderen was gevestigd in Katwijk, maar moest het gebouw daar verlaten in verband met de aanleg van de Atlantikwall.

In het Volksgebouw woonde de conciërge Ab Nicolaas sr. (1886-1961) met zijn vrouw Louiza Nieuwenburg (1878-1955) met hun twee kinderen Ab jr. en Corrie. Nicolaas was al conciërge vanaf de opening in 1919.  Hun zoon Ab jr. (1917) werd in de nacht van 1 op 2 april 1941 gearresteerd bij een poging naar Engeland te gaan met Mozes Brandon Bravo. De groep werd verraden en Nicolaas kwam terecht in het concentratiekamp Sachsenhausen, maar overleefde de oorlog.
Via zuster Van ’t Wout van de Buitenschool kwam er een onderduiker uit Purmerend in huis, een zekere Jan Bakx. Bakx kreeg via zijn werk bij drukkerij Van Zijl aan de Nieuwe Rijn contact met Lex Bernard. Nadien werd het Volkshuis een ontmoetingsplaats voor leden van diens groep, de Nederlandse Verzetsorganisatie. Bovendien woonden er meer dan tien onderduikers. Er werden ook illegale bladen vervaardigd.

Na het overlijden van mw. Nicolaas in 1955 noemde Bernard haar de ‘moeder aller onderduikers’ vanwege haar aandeel in de illegale werkzaamheden, die in het Volkshuis hadden plaatsgevonden. Bernard vond het een plicht, om diep dankbaar te zijn voor deze vrouw, die in alle stilte haar werk had verricht en daarvoor nooit enig eerbetoon had ontvangen.

Vanaf mei 1946 zat hier de Politieke Recherche Afdeling (PRA). De PRA was de opvolger van de Politieke Opsporingsdienst en was belast met de opsporing en het verhoor van politieke delinquenten.