Arbeidsbureau

Gepubliceerd door Alphons Siebelt op

Enkele maanden na het begin van de bezetting werd een begin gemaakt met de hervorming van de Nederlandse arbeidsvoorziening. Het plan, dat in grote lijnen al in de jaren dertig door het Ministerie van Sociale Zaken was voorbereid werd onder Duitse druk gerealiseerd. Er kwam een Rijksarbeidsbureau met gewestelijke arbeidsbureaus. Zo werd de werkloosheid een aangelegenheid van de centrale overheid. Tot dan toe was dat de verantwoordelijkheid geweest van de plaatselijke of districtsarbeidsbeurs. Dat had meer te maken met de gemeentelijke taak om sociale steun te bieden aan werklozen. Die moesten “stempelen” om hun steun te kunnen ontvangen. Van actieve arbeidsbemiddeling tussen werklozen en werkgevers was nauwelijks sprake. De meeste bedrijven kregen voldoende aanmeldingen of plaatsen een advertentie en hadden de arbeidsbeurs niet echt nodig.

Arbeidsbureau in de Doezastraat
De nieuwe arbeidsbureaus gingen per 1 mei 1941 van start. Het pand van de arbeidsbeurs op de hoek van de Garenmarkt en het Levendaal werd verlaten en werd verruild voor het leegstaande gebouw aan de Doezastraat, waar eerst het Stedelijk Gymnasium in had gezeten. Een deel van de gemeentelijke ambtenaren ging mee over en werd dus rijksambtenaar. Er kwam een nieuwe directeur uit Den Haag, mr. H. Hazelhoff. Het hoofd van de voormalige arbeidsbeurs, C.R.L. Oostveen werd zijn plaatsvervanger. Het personeelsbestand breidde zich rap uit. Dat had alles te maken met de grote vraag naar arbeiders uit Duitsland. Daar was een structureel tekort aan arbeiders, iets wat alleen maar zou toenemen.
Al eind mei 1940 gingen de eerste arbeiders naar Duitsland, de meeste daarvan vrijwillig. Hoewel het werken in Duitsland werd gezien als ‘passende arbeid’, en dus moest worden aanvaard op straffe van verlies van de steunuitkering, was er nog nauwelijks dwang om daadwerkelijk te gaan. Wie echt niet wilde, kon toen nog probleemloos proberen ergens werk (of losse baantjes) en dus inkomen te krijgen. Schreef men zich uit, dan was men uit het zicht van de arbeidsbeurs.

Duitse afdeling: de Fachberater
De arbeidsbeurs had in 1940 al snel een Duitse afdeling gekregen. Er kwam een Fachwerber (later Fachberater geheten) en minstens een Sachbearbeiter (assistent), een zekere Appler. Zij handelden de uitzending naar Duitsland administratief af. In 1942 kreeg de Duitse afdeling een veel grotere rol, omdat de vraag naar arbeiders werd omgezet in een verplichting arbeiders aan te wijzen voor tewerkstelling in het kader van de Arbeidsinzet. Dat was een fundamentele wijziging, die de functie en werkwijze van het arbeidsbureau volledig veranderde. Nu moest men actief gaan zoeken naar arbeiders, die in een Leids bedrijf werkzaam waren en hen een ‘dienstverplichting’ (een germanisme) opleggen. De bedrijven werden “uitgekamd”, zoals dat werd genoemd. Directeur Hazelhoff weigerde hieraan actief mee te werken en werd eind 1942 ontslagen. Zijn functie werd waargenomen door Oostveen totdat er in november 1943 een nieuwe directeur zou komen.

Mei 1943: Jaarklassen naar Duitsland
In april en mei 1943 werden de maatregelen in het kader van de arbeidsinzet verscherpt. Nu werden de jaarklassen 1922, 1923 en 1924 aangewezen voor tewerkstelling en werden vele andere maatregelen genomen om arbeiders te kunnen vrijmaken. Dat leidde (mede onder invloed van de april-meistakingen) tot de toename van het aantal onderduikers en tot een toename van het verzet in het algemeen.
Verschillende arbeidsbureaus in Nederland kregen te maken met inbraken of overvallen. Daarom kwam het gebouw onder permanente bewaking van de politie.

Sabotage
Verschillende ambtenaren van het Leidse arbeidsbureau begonnen de arbeidsinzet te saboteren met de middelen die hun ter beschikking stonden. Een aantal stond in contact met illegale organisaties. Hazelhoff verleende hieraan zijn steun. Oostveen deed zijn werk en hield zich overal buiten. Appler, die inmiddels Fachberater was geworden, vond alles best zolang de cijfers er maar op wezen, dat er voldoende arbeiders op transport werden gezet. Toen er in november 1943 een Duitse controleur langs kwam, trof die ‘chaotische toestanden’ aan en hij constateerde dat er met de administratie van alles loos was. Dat leidde tot de arrestatie en ontslag van de chef van de afdeling Migratie (die verantwoordelijk was voor de tewerkstelling) Mathijs Smit. Gelukkig voor Smit werd hij gezien als incompetent en niet als saboteur. Na de komst van de nieuwe directeur G.W. Diederix werden ook nog andere ambtenaren ontslagen, een enkeling bleef gewoon weg. Onder Diederix ging er een andere wind waaien en werden de kaartenbakken opnieuw doorgenomen. Zijn pressie leidde tot grote onrust bij de Leidse Raad van Verzet; er werd al snel besloten Diederix te liquideren.

Aanslag op de directeur
Een aanslag op Diederix op 3 januari 1944 mislukte en leidde tot ernstige represailles onder Leidse burgers. Drie prominente Leidenaren werden door de Sipo/SD doodgeschoten als Silbertannemoord. De consequenties voor de ambtenaren bleven uiterst beperkt. Er kwam een nieuwe, fanatieke Fachberater en er kwam een specifieke opsporingsdienst, de Arbeitskontrolldienst. In 1944 werden vele honderden contractbrekers en weigeraars werden door de Leidse politie gearresteerd en meer dan honderd van hen belandden in Kamp Amersfoort. Enkele mannen stierven in een concentratiekamp. De sabotage nam rond deze tijd alleen maar toe.
Diederix kwam eind april of begin mei 1944 terug als directeur en kreeg extra beveiliging. In de zomer kreeg hij ziekteverlof en kwam niet meer terug. Hij overleed later dat jaar.

Vervalsingen
Werkten de ambtenaren tot dan toe vooral op eigen inzicht, nu kwam er een falsificatiecentrale, de Arbeidscentrale, die onderdeel uitmaakte van het Leidse Nationaal Steunfonds.  De Arbeidscentrale, gevestigd in de Leidse schouwburg, organiseerde een landelijke campagne tegen een van de maatregelen op het gebied van de arbeidsinzet, waaraan niet alleen ambtenaren en het NSF, maar ook de LO meewerkte. Er kwamen ook goede contacten met de distributiedienst en met de gemeentelijke dienst Sociale Zaken.

Arrestaties
In de oorlogsjaren zijn er verschillende ambtenaren gearresteerd. In samenhang met een razzia in de wijk De Kooi 15 mei 1944 werden ook enkele ambtenaren van het arbeidsbureau opgepakt. Frans Bocxe, Carel Carton, Johannes Planje en Henk Rodenburg stierven in een concentratiekamp.

Na Dolle Dinsdag
Na Dolle Dinsdag hield een groot deel van de toen nog werkzame ambtenaren het voor gezien en dook onder. De arbeidsinzet veranderde van karakter. Het was gedaan met de uitzending naar Duitsland. Het arbeidsbureau kwam opnieuw onder leiding van een NSB-directeur, Kamphuis, maar had alleen nog administratieve taken uit te voeren. De arbeidszinzet was van nu af aan gericht op de aanleg van verdedigingswerken in de nabijheid, maar ook op het bijeenbrengen van “spitters” voor werkzaamheden elders in het land. Er kwamen razzia’s om mannen op te pakken, maar later werden ze ook gelokt met goede arbeidsvoorwaarden. Er kwam begin 1945 opnieuw een regeling voor vrijstelling van de arbeidsinzet, maar de uitvoering daarvan was geheel in handen van Regierungs Inspektor Scherzer, wiens bureau gevestigd was in de Wehrmachtskommandantur aan het Rapenburg.

Na de bevrijding moesten de ambtenaren worden gezuiverd. Op 17 mei 1945 ging het arbeidsbureau weer open onder de teruggekeerde directeur Hazelhoff.

Meer lezen? In 2004 verscheen van Alphons Siebelt een artikel in het Leids Jaarboekje: ‘Chaotische toestanden. Het Leidse arbeidsbureau tijdens de verscherpte arbeidsinzet (Literatuurlijst 2004D). Van dezelfde auteur in 2015: ‘Hij zit bij de onderduikersbond’ (Literatuurlijst 2015B).