Michaelis, Hanny

Gepubliceerd door Alphons Siebelt op

In mei 2017 verscheen het tweede deel van het dagboek van Hanny Michaelis. Het is misschien wel het beste en uitvoerigste dagboek over de ervaringen van een Joodse onderduikster dat gepubliceerd is. In deel I, dat in 2016 verscheen, beschrijft Hanny de jaren 1940 en 1941. Deel II begint in januari 1942 en eindigt jammer genoeg in februari 1945. Daarin beschrijft zij onder meer haar ervaringen als onderduikster bij het gereformeerde gezin Merkelijn aan de Lorentzkade in Leiden.
Hanny Michaelis was een dichteres en literator, die in de jaren vijftig en zestig van de twintigste eeuw in kleine kring grote waardering genoot voor haar dichtbundels. Veel heeft ze er niet gepubliceerd, maar ze won er verschillende literaire prijzen mee. Bij het grote publiek is ze hooguit bekend geweest als de echtgenote van de schrijver Gerard (Kornelis van het) Reve. Het huwelijk duurde van 1948 tot 1959.
Michaelis werd in 1922 in Amsterdam geboren uit Joodse ouders. Haar moeder was een echte Amsterdamse, haar vader was geboren in Königsberg in Oost-Pruisen, dat nu Kaliningrad heet en in Rusland ligt. Hij was als jonge man naar Amsterdam gekomen. Hanny bleef enig kind. Het gezin leefde uitermate sobertjes, omdat vader en moeder lange tijd werkloos waren. Hanny kreeg eind juli 1942 een oproep zich te melden voor transport naar het Oosten, maar besloot onder te duiken. Haar ouders werden in 1943 gedeporteerd en in Sobibór vergast.
Het dagboek is erg uitgebreid en om verschillende redenen buitengewoon interessant om te lezen. Het is ook buitengewoon leesbaar geschreven. Al schrijvende vervlecht Hanny Michaelis haar persoonlijke gevoelsleven met de gebeurtenissen waarin zij verzeild is geraakt. Invloed op haar omgeving heeft ze nauwelijks gehad. Het zijn steeds anderen die niet alleen haar dagelijks leven bepalen, maar ook haar levensloop.
Het dagboek aar persoonlijke emoties en ontluikende gevoelens van liefde. Dat is voor de lezers die alleen in de oorlogssituatie geïnteresseerd zijn af en toe wel even doorzetten.

Hanny Michaelis in Leiden
Nadat ze eind juli 1942 besloot om onder te duiken kwam ze eerst terecht bij mensen in Alphen aan de Rijn, Zeist en Hoofddorp. Daar blijft ze bijna een jaar tot ze op 3 januari 1944 naar Leiden wordt gebracht bij de familie Merkelijn aan de Lorentzkade. Hoe het contact precies tot stand is gekomen vermeldt ze niet, maar ze noemt wel de namen van de advocate Lau Mazirel en de hoogleraar Jan Coops. Coops was hoogleraar scheikunde aan de Vrije Universiteit van Amsterdam. Die twee waren centrale personen in een netwerk voor de hulp aan Joodse onderduikers.
De mensen bij wie ze onderduikt zijn allemaal stevig (‘steil’) gereformeerd. Uit haar aantekeningen wordt duidelijk, dat de Landelijke Organisatie voor hulp aan onderduikers, de LO, haar heeft geholpen. Ze beschrijft dat de Leidse onderduikfamilie Merkelijn contact had twee Leidse gereformeerde predikanten, ds. Roelof Harder en ds. J. Weggemans, van wie we weten, dat ze een rol speelden in de Leidse LO. Weggemans had zelfs aan de wieg gestaan van de Leidse LO. Tijdens een bezoek aan de Merkelijns vroeg hij haar op zeker moment rechtstreeks of ze was ondergedoken. Op haar bevestigende antwoord (ontkennen had geen zin) reageerde hij “met een veelbetekenend lachje, dat hij er wel meer zo kende” (p. 764-765). Harder was actief medewerker van de LO en had enige tijd zelf Joodse onderduikers in huis. Hij was er in 1943 zelfs voor gearresteerd. Piet Merkelijn, bij wie Hanny in huis kwam, was de zoon van een gereformeerde emeritus predikant, die in 1943 was overleden. Of de familie Merkelijn veel materiële steun heeft gehad van de LO blijkt echter nergens uit. Wel kreeg Hanny een vals persoonsbewijs, maar over distributiebonnen schrijft ze nergens.
De rijkdom aan observaties en beschrijvingen van Hanny zorgen ervoor, dat de lezer deelgenoot wordt van het reilen en zeilen van een jonge vrouw in huis bij een echtpaar dat maar een paar jaar ouder is. Daarnaast krijgen we en passant iets mee over het dagelijks leven van een dienstbode omdat ze onder die dekmantel werkzaam is. Maar ze valt nogal eens uit haar rol: een buurman vindt het toch wel vreemd dat dienstbode Wilma (haar valse voornaam) zich soms wel erg familiair gedraagt. Hij wordt met een vaag verhaal afgescheept. Of de man zich misschien laat afschepen wordt niet duidelijk.
Juist omdat Hanny Michaelis zoveel schrijft over de dagelijkse gang van zaken in huis krijgen we ook een beeld van het dagelijkse leven bij en van het echtpaar Merkelijn en de mensen die op bezoek komen en soms blijven logeren. In ieder geval schrijft ze heel boeiend over haar persoonlijke leefwereld en de invloed van de gebeurtenissen om haar heen. Sommige gebeurtenissen worden terloops aangestipt , terwijl ze een beslissende invloed op haar leven hebben gehad. Hieronder krijgen enkele van die gebeurtenissen een nadere toelichting.

Antisemitisme
De LO had een gereformeerde grondslag, wat we in Leiden duidelijk kunnen waarnemen. De leidinggevenden waren er inderdaad gereformeerd, maar bij de medewerkers lag dat gevarieerder. Wel werd de Leidse LO zich, naarmate de bevrijding dichterbij leek te komen, steeds sterker van de christelijke beginselen bewust.
De hulp aan ondergedoken Joden werd in gereformeerde kringen veelal gezien als een ‘christenplicht’, zoals Hanny eens te horen kreeg, en gebeurde niet alleen uit humanitaire overwegingen. Hanny werd in haar onderduikhuizen zelfs enkele malen met onverholen antisemitische opvattingen geconfronteerd. In haar dagboek maakt ze enkele malen melding van gesprekken in huis tussen jonge mensen, die er geen erg in hadden dat de dienstbode Wilma eigenlijk de Joodse Hanny was. Ze spraken daarom vrijuit en het was soms alsof ze NSB-propaganda hoorde. Dat was een voor Hanny verwarrende ervaring. Zonder die behulpzame gereformeerden zou ze in een uiterst wrede wereld zijn gezogen en dus moest ze hun geloofsbeleving, hun theologische opvattingen en hun antisemitisme maar nemen zoals het was. Ook moest ze zich schikken in haar rol van huishoudelijk personeel.
Werken als dienstbode
De ouders van Hanny Michaelis waren wel Joods, maar verre van orthodox. Haar vader was in 1940 al enkele jaren werkloos en vulde zijn tijd met pianospelen. Ook sprak hij met zijn opgroeiende dochter over literatuur. Moeder Michaelis was jarenlang kostwinner geweest, maar was eveneens werkloos geraakt. Het gezin leefde van de steun en had het dus niet breed. Toch kon Hanny naar het gymnasium en haalde in 1941 haar eindexamen. In haar gymnasiumjaren was Hanny in contact gekomen met enkele mannen van een zekere statuur, met name haar geschiedenisleraar Jac. Presser, de literator Victor van Vriesland en prof. Nico Donkersloot (pseudoniem Anthonie Donker), met wie zij korte tijd een verhouding had. Donkersloot was hoogleraar Nederlandse taal- en letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam. Met die laatste sprak ze over literatuur en poëzie. Zelf schreef ze toen ook al.
Na haar eindexamen was verder studeren onmogelijk door de nieuwe anti-Joodse regels; werken kon alleen nog bij een Joodse werkgever. Ze kon aan de slag als dienstbode bij een Amsterdams gezin met een Joodse moeder en niet-Joodse vader, waar ze tot aan haar onderduiken in juli 1942 werkzaam was. Ook op enkele onderduikadressen deed ze huishoudelijk werk en bij de familie Markelijn in Leiden werd ze opnieuw dienstbode, maar nu onder een valse identiteit. Ze leed er erg onder, niet alleen vanwege de aard van het werk, maar ook omdat ze er regelmatig mee werd geconfronteerd, dat het beroep van dienstbode in Nederland niet bepaald hoog in aanzien stond. Haar werkgevers wezen haar enkele malen op haar dienende plaats in huis. Ze voelde zich ook intellectueel minstens de gelijke van de mensen voor wie ze werkte.
De bezetting in Leiden
De bezetting, de oorlogstoestand en de situatie in Leiden komen bij Michaelis weliswaar regelmatig ter sprake, maar nooit uitgebreid. Ze kende er nauwelijks iemand en in de stad kwam ze waarschijnlijk nooit. Ook Leiden was een wereld waar ze buiten stond. Wel ging ze op zondag soms mee naar de Zuiderkerk en luisterde goed naar wat er werd gezegd. In haar dagboek geeft ze commentaar bij de preken van de predikanten. Die van dominee Harder vond ze meestal interessant, maar die van andere dominees vond ze duidelijk minder inspirerend en soms afschuwelijk.
In haar dagboek vinden we af en toe een terloopse notitie over personen en zaken waar ze mee te maken krijgt. Ze schrijft bijvoorbeeld een paar maal over het (sociaal-democratische) illegale blad Het Parool. Dat kwam kennelijk ook in huize Merkelijn door de brievenbus, terwijl men daar ongetwijfeld meer sympathie had voor het christelijke blad Trouw. Kroniek van de Week zal men er gelezen hebben voor de nieuwsberichten.
Het dagboek wordt aangevuld door naoorlogse herinneringen van Michaelis en van Piet Merkelijn. Zo schreef Hanny nog een paar regels over dominee Harder en zijn echtgenote, waardoor we een klein inkijkje krijgen in het wereldje van de Leidse gereformeerden. Om de overpeinzingen van Hanny over de zondagse preken te kunnen volgen is wel wat kennis van zaken vereist, omdat de jonge vrouw zich daarin in verdiept blijkt te hebben.

Hanny Michaelis, De wereld waar ik buiten sta. Oorlogsdagboek 1942-1945 (Amsterdam 2017) ISBN 978 9028 2618 15 (bezorgd door Nop Maas).