Smits-de Wit, Clemence

Gepubliceerd door Alphons Siebelt op

Clemence Smits-de Wit werd al jong weduwe. Toen haar man, classicus en privaatdocent aan de Leidse universiteit, in 1918 overleed was ze begin dertig en had drie kinderen te verzorgen. Ze bleef binnen het academische milieu en raakte eind jaren dertig betrokken bij sociaal werk. Ze werd lid van de Vrijwillige Vrouwelijk Hulp (VVH) en raakte bevriend met Mies van Ysselsteyn, die later trouwde met Willem Juynboll. Mies Juynboll werd presidente van de VVH. Clemence nam, soms met en soms zonder Mies zitting in verschillende politiek-sociaal geëngageerde comités, onder andere in verband met de jodenvervolging in Duitsland. Zo was zij in november 1938, na de Kristallnacht (9-10 november) betrokken bij de Leidse afdeling van het Comité voor Joodse vluchtelingen en eerder al bij een comité voor hulp aan Spaanse kinderen. Met Mies Juynboll nam ze begin 1939 zitting in het comité Weest op uw hoede dat, in de aanloop naar de verkiezingen voor de gemeenteraad en provinciale staten, sterk ageerde tegen de NSB en landelijk enkele malen een actiekrant met de titel De Blaasbalg verspreidde. Via dat comité kende ze in ieder geval Piet en Jet van Traa-van der Burg en Mia van Meurs-van der Burg, die in de bezettingsjaren voor het illegale blad Het Parool werkten. Mogelijk behoorde ze in de bezettingsjaren ook tot deze groep.  Ze verhuurde kamers en had tenminste één Joodse onderduikster in huis.
In VVH-verband werkte ze in de mobilisatietijd mee aan de ondersteuning van Nederlandse militairen met gebreide kleding, zoals wanten, mutsen en dassen. Na de capitulatie in mei 1940 ving de VVH evacués op uit Valkenburg en Rotterdam. Ze werd lid van de gemeentelijke Armenraad. Kortom, een zeer actieve vrouw. In 1955 verhuisde ze naar Maarn waar ze in 1965 overleed op 79-jarige leeftijd.