Brief aan de redactie van Het Parool, 21-11-1944

Gepubliceerd door Alphons Siebelt op

Aan de redactie van Het Parool.

Aan de redactie van Het Parool.

Rond de illegale pers hangt een waas van geheimzinnigheid. Begrijpelijk. Er zijn genoeg dramatische verhalen bekend over makers en verspreiders van illegale bladen, die voor hun werk met de dood zijn bestraft. Maar dat waren hoofdzakelijk de mensen die betrokken waren bij illegale opiniebladen zoals De Waarheid, Vrij Nederland, Het Parool, Trouw en vele andere soortgelijke bladen.
Naast de landelijk bekende en landelijk verspreide bladen ontstonden er vanaf medio 1943 talloze plaatselijke krantjes, die zich vrijwel uitsluitend beperkten tot het verspreiden van algemeen oorlogsnieuws. Na D-Day (6 juni 1944) maar vooral na Dolle Dinsdag (5 september 1944) ging het in deze krantjes primair om de naderende bevrijding van Nederland en het einde van de wereldoorlog. De legale kranten die nog in Leiden verschenen, zoals het Zuidhollandsch Dagblad en het Dagblad voor Leiden en omstreken, waren zo klein geworden, dat ze alleen nog maar wat Wehrmachtsberichten en algemeen nieuws bevatten.

De plaatselijke illegale pers voorzag in een grote behoefte aan betrouwbaar en recent nieuws. De krantjes verschenen een paar keer per week of zelfs dagelijks. Men zou verwachten dat de bezorgers in het grootst mogelijke geheim hun blad in de bus stopten. Het gevaar van arrestatie was immers niet denkbeeldig. Het klinkt misschien vreemd, maar veel bezorgers hadden geregeld contact met de mensen bij wie ze een blaadje bezorgden. Noem hen gerust abonnees. Men kende de bezorger misschien niet direct van naam, maar wel van gezicht.  De bezorgers namen soms financiële bijdragen in ontvangst, die in het blad werden verantwoord. Af en toe kregen ze een briefje mee voor de redactie.
In een particuliere collectie it zo’n brief van een Indonesische Chinees uit de Cobetstraat aan de redactie van de Leidse editie van Het Parool (Speciaal Leidsch bulletin). Hij beklaagde zich in deze brief over een bericht in het nummer van 21 november 1944. Dat luidde:

“Tsjan Kai Tschek heeft zijn kabinet gereconstrueerd. Hieraan zullen de recente tegenslagen niet vreemd zijn geweest, terwijl er – het oude Chineesche lied  – ook klachten over corruptie waren.”

De schrijver vond deze passage over een ‘bevriend geallieerd volk’ … ‘niet erg vleiend’. Bovendien had hij de passage over corruptie niet gehoord in de Engelse avonduitzending. De redactionele toevoeging ‘het oude Chinese lied’ achtte hij op zijn minst kwetsend voor de Chinezen.
‘Het is verder onjuist om handelwijzen van bep. groepen aan ’t hele volk toe te schrijven, even goed als het onjuist zou zijn het Nederlandsche volk een verradersvolk te noemen, omdat bep. groepen v. personen meenden hun spittaak voor de Duitsers te moeten vervullen of omdat Den Haag te veel dekens heeft ingeleverd.’ Briefjes als deze zijn ook bekend uit de archieven van The Home Service. Het lijkt heel waarschijnlijk dat de illegale bladen een rubriek met ingezonden brieven hadden kunnen vullen.