De Nederlandsche Unie

Gepubliceerd door Alphons Siebelt op

De Nederllansche UnieDe Nederlandsche Unie werd opgericht in juli 1940 door het driemanschap J. de Quay, L. Einthoven en J. Linthorst Homan. De Unie werd ongekend populair ook al werd pas na enkele  maanden duidelijk wat de doelstellingen van De Unie precies waren. In ieder geval wilde De Unie breken  met de vooroorlogse politiek. De Unie appelleerde sterk aan een algemene vernieuwingsgedachte op politiek en sociaal terrein. De meeste aanhangers hoopten dat De Unie een tegenwicht zou  kunnen bieden aan de bezetter en de NSB. Enkele oude politieke partijen en tal van organisaties adviseerden hun aanhang om lid van De Unie te worden. Meer dan honderdduizend mensen meldden zich binnen korte tijd aan.
Aanvankelijk werd De Unie door de bezetter toegestaan, of beter gezegd gedoogd, maar in 1941 werden de mogelijkheden om propaganda te maken steeds verder ingeperkt. Colportage met het  weekblad De Unie werd in april verboden. In juni mochten er geen affiches meer worden geplakt  en werd ook het dragen van speldjes verboden. Het driemanschap schoof wel op in de richting van de door de bezetter gewenste politiek, maar bleef toch te zelfstandig. Uiteindelijk werd De Nederlandsche Unie eind 1941 verboden.

De Unie in Leiden
De Unie heeft in Leiden meer dan 1000 leden gehad. Secretaris was de advocaat Huib Burgersdijk, later de advocaat Jan Hannivoort, maar over het bestuur en de organisatie is vrijwel niets te vinden. Misschien was Emile Gobée wel voorzitter; hij verzorgde op die avond de inleiding van de sprekers. Hij was met pensioen na een ambtelijke carrière in Nederlands-Indië. In december 1941 verklaarde Hannivoort dat er buiten hemzelf geen bestuursleden waren.
Vanaf 14 augustus 1940 kon men zich aanmelden op verschillende adressen: het Volksgebouw aan de Herengracht, het gebouw van de RK Volksbond aan het Steenschuur en het Vrijzinnig Christelijk Federatiehuis aan het Gerecht. Op 26 oktober werd een winkel geopend op de hoek van het Rapenburg en het Noordeinde. Daar werden brochures verkocht, zoals Brood en Bezinning en En de boer ploegt voort, over het cultureel respectievelijk agrarisch programma en uiteraard was het weekblad De Unie er te koop of een speldje voor op de kleding.

De oprichting van de Unie sloeg in Leiden zeker aan. Einthoven van het “driemanschap” sprak op 16 oktober 1940 in een bomvolle Stadsgehoorzaal en werd luid toegejuicht door de bijna 1200 aanwezigen. Er werd ook gezongen: “Wilt heden nu treden” en “Mijn Nederland”. Einthoven verklaarde onder meer: “De Nederlandse Unie is opgericht om de oude onvervangbare Nederlandse waarden door de storm mee te dragen naar een nieuwe toekomst, waarin onze staat er gans anders uit zal zien dan de huidige, maar het zal een Nederlandse staat zijn en geen kopie naar enig buitenlands voorbeeld.” Volgens hem was de Unie geen nieuwe partij, maar een volksbeweging, los van de oude partijen. De vooroorlogse politieke partijen waren inmiddels verboden, opgeheven of stonden onder toezicht en bestonden dus feitelijk niet meer.

De Unie was dus vóór vernieuwing, maar wel met behoud van veel bestaands. Veel duidelijker zou het niet meer worden, maar het uitgangspunt bleek een onmogelijke spagaat. De bezetter eiste gehoorzaamheid aan de nieuwe orde en de Unie ging daarin weliswaar behoorlijk ver (te ver volgens sommigen) maar weigerde volledig te capituleren.

Anti NSB
In zijn toespraak in de Stadsgehoorzaal was Einthoven was duidelijk op één specifiek punt. Tot besluit sprak hij namelijk over de terreur en intimidatie die de Unie ondervond. Daar zou de Unie nimmer voor buigen. “Die Nederlanders, die deze terreur en intimidatie uitoefenen, kennen klaarblijkelijk hun volk in het geheel niet en beseffen niet, dat mede daardoor de Nederlanders die nog aarzelden, thans voor de Unie kiezen”. Het was de aanwezigen precies duidelijk wie Einthoven op het oog had. Vanaf het begin waren er strubbelingen tussen de colporteurs van het blad De Unie en de  aanhangers van de NSB, onder wie de weer in uniform lopende leden van de WA. Vooral op de hoek van de Beestraat en het Gangetje waren in de dagen voorafgaand aan de bijeenkomst enkele malen rake klappen gevallen. Voor de toehoorders in de Stadsgehoorzaal zullen deze woorden voldoende zijn geweest om de Unie te steunen, precies zoals Einthoven al aangaf.

Fysiek geweld
In het voorjaar en de zomer van 1941 raakten aanhangers en colporteurs van De Unie regelmatig slaags met de WA en NSB’ers, waarbij gewonden vielen. De nationaalsocialisten traden ook grof op tegen mensen die Uniespeldjes droegen of andere vaderlandslievende uitingen zoals oranje strikken,  goudsbloemen en rood-wit-blauwe speldjes. Wie dergelijke dingetjes niet vrijwillig afdeed kreeg te maken met agressief optreden, waarbij het voorwerpje menigmaal met geweld van de kleding werd gerukt.

Verscheidene malen werden de grote winkelruiten van het Uniepand op de hoek van het Rapenburg en het Noordeinde beklad of beplakt met NSB-propaganda. Enkele malen werden de ruiten ook ingegooid.  Het eerste pand vormde waarschijnlijk ook een steen des aanstoots voor de Ortskommandantur, die schuin tegenover was gevestigd. In 1941 verhuisde de winkel naar een veel kleiner pand aan de Beestenmarkt, destijds nummer 36.

Verboden
Nadat in de avond van 15 december 1941 bij de Leidse politie een telegram was binnengekomen dat De Nederlandsche Unie per direct was verboden togen inspecteur J. Hofstede en rechercheur D. Louwerse naar het pand van de Unie aan de Beestenmarkt om beslag te leggen op de inboedel en de financiële middelen. Maar de deur van het pand bleek al te zijn verzegeld: Geschlossen am 13-XII-1941 met een dienststempel van Der Befehlshaber der Sicherheitspolizei und S.D. den Haag met de handtekening van Generalkommisar F. Schmidt.
De twee Leidse politiemannen togen naar de secretaris van de Unie Hannivoort. die verklaarde dat alle kasbescheiden zich bevonden in het pand aan de Beestenmarkt. De volgende dag kon Hofstede nog beslag leggen op een aparte bankrekening bij de Incasso Bank ten name van Hannivoort waarop een bedrag van fl. 96,45 stond.

Kiem voor verder verzet
De Unie verdween even snel als zij was opgekomen. In de tussentijd waren er enkele leden geradicaliseerd, bijvoorbeeld Han Paulides, Theo en Joop Dubbeldeman. Vooral de laatste was regelmatig betrokken bij confrontaties met de NSB en WA. Ze zouden later nog tot daden overgaan. Ook Huib Burgersdijk berustte niet in de ondergang van de Unie. Waarschijnlijk hebben nog wel meer mensen op de website Leiden4045.nl een Unieverleden, maar daarover is later nauwelijks of niet meer gesproken. In hun Unietijd werd de kiem gelegd voor latere illegale activiteiten.