De Bijzondere Vrijwillige Landstorm
Op 11 november 1918 werd de wapenstilstand getekend in de spoorwegwagon in het bos van Compiègne, waarmee de Grote Oorlog in Europa ten einde kwam. Het einde van de oorlog betekende ook het einde van het Duitse keizerrijk; de keizer trad af en vluchtte naar Nederland. Eerder al, in 1917, had de keizer van Rusland afstand gedaan van de troon en was in Rusland een burgeroorlog uitgebroken, waarin de communisten onder leiding van Lenin de macht hadden gegrepen. Ook aan de Oostenrijkse dubbelmonarchie kwam een einde.
In Duitsland ging de omwenteling gepaard met grote revolutionaire activiteiten, ingezet door socialisten en communisten. De nieuwe regering van Duitsland werd gevormd door de sociaaldemocraten.
Na een lichte aarzeling sprak socialistische voorman in de Tweede Kamer Pieter Jelles Troelstra in de Tweede Kamer de mening uit, dat er ook een omwenteling in Nederland zou moeten plaatsvinden en dat de socialisten aan de macht moesten konen, maar al heel snel verklaarde hij dat er geen sprake was van een voorstel tot revolutie.
1918: De Bijzondere Vrijwillige Landstorm
De revolutionaire gedachte van Troelstra kreeg weinig steun en leidde ook niet tot revolutionaire woelingen. De regering kwam nadien wel aan een aantal eisen tegemoet, onder andere de invoering van de 8-urige werkdag, enkele sociale wetten en de invoering van het algemeen vrouwenkiesrecht in 1919. De keerzijde was, dat de SDAP tot 1939 buiten de regering werd gehouden.
Enkele dagen nadat Troelstra zijn gedachten over een omwenteling openbaar had gemaakte en weer had ingeslikt, vond er in Den Haag een grote betoging plaats van Oranjegezinden. Ze vreesden, dat de revolutionaire krachten ook aan de Nederlandse monarchie aan einde wilden maken.
In deze dagen van revolutionaire spanningen ontstond een nieuwe organisatie, de Bijzondere Vrijwillige Landstorm. De BVL stond open voor mannen met een militaire achtergrond, die een bijdrage wilden leveren aan de handhaving van de openbare orde, mochten er rellen plaatsvinden. De BVL was erg Oranjegezind. Hoewel de BVL een militair karakter had, was het geen verlengstuk van het leger en vonden er geen trainingen of oefeningen plaats. Het was vooral een organisatie die fungeerde als een ontmoetingsplaats voor oud-militairen met plaatselijke afdelingen over het hele land. Meestal hield men alleen schietoefeningen en -wedstrijden. In 1939 waren er 94.000 leden.
Bij het Landstormbesluit van 1936 werd de BVL ondergebracht bij de Vrijwillige Landstorm, dat wel een militaire taak had. De Vrijwillige Landstorm kreeg drie vrijwillige Landstormkorpsen, de vaartuigdienst, de motordienst en de spoorwegdienst. In 1939 werd de Luchtwachtdienst aan het drietal toegevoegd. In geval van oorlog zouden de Landstormkorpsen worden gemobiliseerd, maar van de BVL alleen de dienstplichtigen, het reservepersoneel en vrijwilligers. Wie van de BVL niet tot die drie groepen behoorde zou dus niet worden gemobiliseerd. De BVL zou alleen civiele taken krijgen bij de handhaving van orde en rust, maar daar is de BVL nooit voor ingezet.
De BVL in Leiden
In Leiden werd in 1936 een nieuw bestuur gevormd van de plaatselijke Landstormcommissie. Voorzitter werd A. Parmentier, secretaris J.J. van Seventer. Verder maakten de leraar C.A. de Bruijn, prof. J. van Bemmelen, deken A. Homulle, B. de Koning, P. Wijkmans en prof. J. de Zwaan deel uit van het bestuur. Plaatselijk leider werd Th. Zouteriks met J.A. Bronk als zijn assistent. Over het aantal leden van de Leidse BVL vóór mei 1940 zijn geen exacte cijfers voorhanden.
Mobilisatie
Behoorlijk wat BVL’ers werden in augustus 1939 tot hun grote verrassing wel degelijk geconfronteerd met een oproep zich voor werkelijke dienst te melden. Hoe kwam dat? Vrijwilligers tekenden een contract voor één jaar, dat telkens stilzwijgend werd verlengd. Nu bleek dat contract een clausule te bevatten, waarin de vrijwilliger akkoord ging met een oproep voor werkelijke militaire dienst. Wie dat niet wide moest deze clausule doorhalen, maar velen hadden dat niet gedaan omdat ze er overheen hadden gelezen, of dachten dat het zo’n vaart niet zou lopen. Van 6500 opgeroepen BVL’ers verklaarden er 5000 nooit het voornemen te hebben gehad op deze manier in dienst te treden. Ze voelden zich geronseld. Wellicht waren er ook bij die op deze manier toch aan de dienstplicht wilden ontkomen. De kostwinnersvergoeding bijvoorbeeld was uiterst laag en veel BVL’ers waren al op de leeftijd dat ze een gezin te onderhouden hadden.
Th. Zouteriks en J.A. Bronk
Eén van de gemobiliseerde Leidse BVL’ers was de commandant himself, Th. W. Zouteriks. Hij werd bevorderd tot reserve kapitein en naar de Peel-Raamstelling gestuurd. Tijdens de terugtocht van de Nederlandse troepen in de meidagen van 1940 kwam hij uiteindelijk in Brest te terecht en kon in juni per schip Engeland bereiken.
Het commando in Leiden werd overgenomen door zijn rechterhand J.A. Bronk. De BVL werd in juli 1940 door de Bezetter ontbonden. Bronk heeft na de oorlog een verslag gemaakt van zijn ervaringen.
Afbeelding: fragment van een folder van de BVL.