Vrijwillige Vrouwelijke Hulp
Begin juni 1939 werd de Vrijwillige Vrouwelijke Hulp (VVH) opgericht naar het voorbeeld van een Amsterdams initiatief. Bij aanvang was het de bedoeling om cursussen voor vrouwen te organiseren op verschillend gebied. Het zou niet alleen om traditionele vrouwelijke taken gaan, maar ook gericht op handelen in een oorlogssituatie, al wed dat niet zo duidelijk vermeld. Ingrijpen bij brand bijvoorbeeld of leren omgaan met de luchtbescherming. De VVH had de stad ingedeeld in wijken volgens dezelfde indeling als de Luchtbeschermingsdienst, met een vrouw aan het hoofd, die goed thuis was in sociale zorg.
De VVH was bedoeld voor alle vrouwen zonder onderscheid tussen arm of rijk, werkend of niet-werkend. Daarom werd voor het lidmaatschap een eenheidsprijs gehanteerd van één gulden per jaar. De VVH bleef waarschijnlijk toch een club voor de vrouwen uit de betere standen, hoewel er op 1 januari 1940 toch wel 665 leden werden geteld. Preses was mw. Mies Juynboll-van Ysselstein, gehuwd met een lector aan de Leidse universiteit. Aanvankelijk had men een kantoortje in het Gravensteen, maar in verband met de restauratie van dat monument moest men dat weer afstaan.
De VVH zag een kans zich verdienstelijk te maken voor de gemobiliseerde militairen in de omgeving. In september 1939 werd een breifonds opgericht: met ingezamelde wol werden sjaals, mutsen, sokken en wanten gebreid voor de militairen. Wat later zetten de vrouwen zich ook aan het maken van “pluksel” om te gebruiken bij het verbinden van gewonde militairen. Na de capitulatie in mei 1940 zetten de vrouwen zich in voor de opvang van evacués uit Valkenburg ZH en Rotterdam. Er werd kleding, speelgoed en huisraad ingezameld voor de getroffen bevolking. Ook gingen zij op bezoek bij gewonde militairen in het Academisch Ziekenhuis wanneer die weinig bezoek van familieleden ontvingen.