Kantongerecht en tribunaal

Gepubliceerd door Alphons Siebelt op

Gedurende de bezetting kreeg het kantongerecht naast de normale zaken overtredingen te berechten van enkele speciale regelingen zoals de spertijd of verduisteringsvoorschriften.

Na de bevrijding werden er in het gebouw zittingen gehouden van het Leids tribunaal, dat belast was met de berechting van politieke verdachten in het kader van de Bijzondere Rechtspleging. President van het tribunaal was Ph.J. de Ruyter de Wildt. De eerste zitting vond plaats op 16 april 1946.
Voor het tribunaal verschenen tal van (vermeende) collaborateurs zoals als oud-burgemeester R.N. de Ruyter van Steveninck, oud-gemeentesecretaris C.E. van Strijen, leraar J.J. Valkenburg, de textielfabrikanten A. en  L.P. Krantz, de oud-burgemeester van Oegstgeest O.L.J. Sikkens, de arts C.J.A. van Iterson, oud-keuringsarts van het arbeidsbureau C. Verhoog en de winkeliers J.J.M. Meijers en G.W.J. Pollman.

Het tribunaal berechtte alleen de minder ernstige gevallen. De zwaardere gevallen moesten verschijnen voor het bijzonder gerechtshof in Den Haag. In de periode van 1 januari tot en met 21 mei 1948 hield het Leidse tribunaal nog zitting in Den Haag. De Bijzondere Rechtspleging liep toen al op zijn einde. De taak van het tribunaal werd overgenomen door de kantonrechter.