Bronk, Johannes
In 1939 was Johannes A. Bronk (1895- 1969) bij de Raad van Arbeid opgeklommen van controleur tot inspecteur. In zijn vrije tijd was hij actief bij de Bijzondere Vrijwillige Landstorm (BVL). Nadat hij enkele jaren assistent was geweest van de de commandant, Th. Zouteriks, werd hij in augustus van dat jaar diens opvolger, omdat Zouteriks werd gemobiliseerd. In overleg met een majoor van de Rijksveldwacht begon hij namen en adressen te verzamelen van onvaderlandslievende personen. In september 1939 meldde hij zich bij de voorzitter van de gewestelijke Landstormcommissie Zuid-Holland West, overste J.P. Boots, maar die stuurde hem naar de burgemeester. Er bleek geen taak te zijn weggelegd voor de BVL. Op 10 mei 1940 overhandigde hij zijn lijst met namen aan inspecteur Bueninck van de Leidse politie. Van hem is bekend, dat hij in die dagen belast was met het aanhouden van NSB’ers. In juli 1940 werd de BVL op last van de Bezetter ontbonden. Bronk leverde de wapens in op het politiebureau, maar de administratie bracht hij onder bij enkele vertrouwde personen, onder wie Salomon den Os.
Twee jaar later nam Bronk contact op met kapitein C.F. Boulogne, voormalig secretaris van de Nationale Landstormcommissie. die vertelde hem dat er gesprekken waren tussen enkele oud Landstormers en leden van de vroegere regering. Na een poosje kreeg Bronk de opdracht om contact te zoeken met andere plaatselijk leiders van de BVL in de regio. Bronk en Den Os legden een namenlijst aan van betrouwbare BVL’ers en gaven die aan Jac. Kiel. Bij Kiel en bij Bronk thuis werden bijeenkomsten georganiseerd met een zestal personen: Den Os, J. de Leeuw, J. Kiel, H. v/d Fluit, Klinkenberg en J. Belt. Belt en Kiel, ondergeschikten van Bronk, gingen onder het mom van controle voor de Raad op huisbezoek om nadere informatie in te winnen en vooral om de betrouwbaarheid van de geselecteerde BVL’ers te onderzoeken.
Binnenlandse Strijdkrachten
Op Dolle Dinsdag 5 september 1944 meldde Bronk zich bij de oud-burgemeester Van de Sande Bakhuijzen en die stuurde hem door naar de Twentse Bank, waar Bronk werd ontvangen door een viertal personen. Twee politiemannen, van der Wal en W. de Gast en G. Crommelin, directeur van de bank. Ook was daar aanwezig een zekere J.P. Wissema. die laatste was afkomstig van het KNIL en een half jaar voor het uitbreken van de oorlog overgegaan als reserve majoor naar 4 RI. Wissema bleek plaatselijk commandant te zijn van de illegale Ordedienst. Die Wissema behandelde Bronk nogal neerbuigend, omdat Bronk een veel lagere rang had (vermoedelijk reserve luitenant) en weigerde om Bronk een leidinggevende positie te geven. Vermoedelijk maakte Wissema met wel meer mensen ruzie, want hij werd snel al vervangen door ene De Vries en later door W. de Gast, die commandant werd van de Binnenlandse Strijdkrachten.
Niet in actie
Pas op 7 mei 1945 kreeg Bronk de opdracht een tweetal groepen te formeren uit de BVL en een groep van 110 man betrok het schoolgebouw aan de Langebrug. Uit een verklaring van Den Os (die plaatselijk leider was van de Ordedienst) blijkt, dat deze groep werd ingedeeld bij de 3e compagnie van de Binnenlandse Strijdkrachten, maar al snel ontslag kreeg. De BS hadden geen behoefte aan een grote groep oud-militairen.
J.J. van Seventer had in september 1944 een groep van 70 BVL’ers samengebracht en deze groep betrok op 7 mei 1945 het kwartier aan het Rapenburg. Van Seventer was lid geweest van de plaatselijke Landstormcommissie.
Persoonlijke activiteiten
Bronk schreef kort na de Bevrijding op voor het net opgerichte Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie (RIIOD). Het is volkomen begrijpelijk dat hij al zijn positieve herinneringen aan “verzet” op papier zette. Zo schreef hij ook nog over de ondersteuning van twee gestrande Engelandvaarders en hun familie, ene J. Versteeg en ene Braakman. De jongens kwamen weer veilig thuis. Verder maakte hij af en toe gebruik van zijn functie om mensen te helpen. Onderduikers werden administratief weggemoffeld, twee oud-militairen, zijn ondergeschikten J. Belt en Ch. Dusoswa, werden behoed voor de terugvoering in krijgsgevangenschap in 1943. Drie ambtenaren, onder wie de net genoemde Belt plus J. de Vriend en J.J. Nicolaise hoefden door ingrijpen van Bronk niet te gaan “spitten”. En in 1945 weigerde Bronk te voldoen aan het opgeven van namen voor de arbeidsinzet aan Regierungsinspektor Scherzer.
Alles bij elkaar waren de activiteiten van Bronk weinig krijgshaftig, maar de man heeft in ieder geval geprobeerd zijn beperkte mogelijkheden in te zetten voor “de goede zaak”.