Vier misverstanden rond de toespraak van Cleveringa

Gepubliceerd door Alphons Siebelt op

Vier vaak voorkomende misverstanden rond de toespraak van Cleveringa op 26 november 1940

Protestrede CleveringaOp 26 november 1940 hield prof. R. Cleveringa in het Groot Auditorium van het Academiegebouw aan het Rapenburg een bijzondere toespraak tot de aanwezige studenten. Eigenlijk had zijn collega prof. E. Meijers college moeten geven, maar die had ’s ochtends een brief ontvangen, dat hij op last van de bezetter ontheven was uit zijn functie omdat hij de ariërverklaring niet had ingeleverd. Logisch, Meijers had vier joodse grootouders. Nadat Cleveringa was uitgesproken zongen de studenten het Wilhelmus en bleven op straat napraten. Uit vrees voor verdere escalatie besloot de bezetter onmiddellijk het onderwijs aan de studenten voorlopig te verbieden. Deze maatregel zou uiteindelijk in 1941 uitlopen op een sluiting van de universiteit tot aan het einde van de bezetting.

De gebeurtenissen op 26 november 1940 en de gevolgen daarvan zijn na de oorlog uitvoerig beschreven, maar die publicaties zijn wat lastig te vinden. Een beetje zoeken op internet levert daarentegen nogal wat resultaat op. Vooral omdat in 2015 het radioprogramma OVT de toespraak uitriep tot “beste Nederlandse speech aller tijden”. Dat leverde zorgde toen voor veel nieuwsberichten. Alleen zijn die berichten vaak zó kort van tekst, dat de scherpe kanten van de antisemitische maatregel naar de achtergrond zijn geschoven. Het leidt nogal eens tot misverstanden over de essentie van Cleveringa’s protest. Overigens geeft de tekst van de toespraak daar ook wel aanleiding toe.

Eerst een kleinigheid. Er wordt vaak geschreven, dat Cleveringa protesteerde tegen het ontslag van zijn Joodse collega’s, of van de Joodse hoogleraren. Maar van ontslag was op dat moment nog geen sprake. Ze werden ontheven van ‘de waarneming van hun functie’ zoals in de brief van het Departement te lezen was. Zoals te verwachten was volgde het officiële ontslag volgde enkele maanden later.
Door de nadruk te leggen op het ontslag van de Joodse hoogleraren lijkt het alsof alleen de Joodse hoogleraren werden getroffen. Inderdaad was de toespraak toegesneden op twee collega-hoogleraren, in het bijzonder de bekende civilist Eduard Meijers. Maar Cleveringa beperkte zich in dat opzicht tot de juridische faculteit (waar hij decaan van was), terwijl de anti-Joodse maatregel was bedoeld was voor alle Joden in overheidsdienst. Daaronder vielen dus bijvoorbeeld ook de openbare scholen of de gemeentelijke distributiedienst. Bij de Leidse universiteit werden bijna twintig mensen door deze maatregel getroffen, niet alleen hoogleraren en lectoren (toentertijd meestal privaatdocent genoemd), maar ook vijf assistentes/assistenten. Bij het Academisch ziekenhuis moesten twee leerling-verpleegsters vertrekken.

Een derde misverstand betreft de sluiting van de universiteit. Op 27 november werd het onderwijs aan studenten weliswaar stopgezet, maar de instituten bleven open. Vervelend genoeg mochten er ook geen examens (met inbegrip van promoties) meer worden afgenomen. De pamflettenacties in februari 1941 van studenten als Rudolf van Weel en vooral van Erik Hazelhoff Roelfzema zorgden er voor dat de beperkingen gehandhaafd bleven. Pas eind april 1941 mochten er weer examens worden afgenomen en promoties plaatsvinden. Aan het begin van het studiejaar 1941-1942 functioneerde het academisch onderwijs niet meer en vele studenten hadden zich aan andere universiteiten ingeschreven. Na 19 november 1941 mochten geen examens meer worden afgenomen. De universiteit dreigde in nationaalsocialistische handen te komen en in 1942 werd een aantal hoogleraren ontslagen.

De tekst van de toespraak is op internet integraal te lezen, net als de lezing van de jurist Huib Drion uit 1990, die hij hield bij de vijftigste herdenking van de gebeurtenissen. Drion was destijds student rechten en heeft de toespraak van Cleveringa meegemaakt. Het is interessant om te lezen, dat Drion zich vijftig jaar later herinnerde, dat hij toen in 1940 niet zo onder de indruk was van de toespraak. Hij vroeg zich toen, in 1940, af waarom Cleveringa zich zo opvallend tot de persoon van Meijers beperkte, terwijl in beginsel alle Joden werden getroffen. Men gaat er vaak van uit, dat Cleveringa met zijn toespraak het startschot gaf voor een studentenstaking. Dat ik ook een misverstand. De geagiteerde sfeer was er al. De Leidse studenten hadden al eerder een protest gestuurd aan de Rijkskommissaris A. Seyss-Inquart. Cleveringa had gemakkelijk het vuurtje op kunnen stoken, maar heeft dat niet gedaan. Hij heeft het opstandige gevoel bij de studenten niet wakker gemaakt of aangevuurd. Het belang van de gebeurtenis was volgens Drion, dat Cleveringa daar die ochtend stond als decaan van de juridische faculteit en protesteerde tegen het lot van Meijers als meest aansprekende voorbeeld van het plots heel merkbaar geworden antisemitisme en daarmee de solidariteit tussen studenten en hoogleraren bezegelde, waarmee een begin werd gevormde van actief verzet. Huib Drion had de eerste stappen op het pad van verzet al gezet door begin oktober een illegaal blad op te richten, De Geus (onder studenten). Vele andere studenten en een aantal hoogleraren zouden volgen in de illegaliteit.

Op de website Leiden4045 komen enkele tientallen verhalen te staan over hoogleraren en studenten in de oorlogsjaren. De Leidse universiteit heeft een dossier over Cleveringa.