De Leidse Binnenlandse Strijdkrachten

Gepubliceerd door Alphons Siebelt op

Een groepje Leidse BS'ersOver de Leidse Binnenlandse Strijdkrachten is tot nu toe alleen fragmentarisch geschreven, terwijl er in Leiden en Oegstgeest vele honderden mannen en vrouwen in het uniform hebben gelopen. Ook zijn er veel foto’s waarop BS’ers in uniform staan, al of niet krijgshaftig met wapens. Zo is het kiekje bij dit artikel er één van vele. De fotograaf is onbekend. Mocht iemand deze foto herkennen, dan horen wij dat graag.

In een aantal bronnen is wel wat over de BS te vinden, maar een goed overzicht ontbreekt. De basis is nog altijd het korte verslag, dat in 1946 in het Leids Jaarboekje verscheen, over het ontstaan en de opbouw van de organisatie met de vermelding van wat activiteiten. Begin jaren tachtig van de vorige eeuw interviewden studenten van de Leidse universiteit enkele oud-BS’ers in het kader van het project Ook in Leiden en zo hier en daar zijn er wat snippers informatie te vinden. Hieronder volgt een overzicht in grote lijnen naar de stand van het onderzoek in juli 2022. Het artikel zal worden aangevuld en verbeterd wanneer er nieuwe gegevens tevoorschijn zijn gekomen. Alle informatie van de lezers is welkom!

De Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten
Aangezien de Geallieerden in augustus 1944 door België heen waren gerold leek de Bevrijding van Nederland snel dichterbij te komen. Het was voor de Nederlandse regering in Londen wenselijk dat een eigen Nederlands leger een rol van betekenis zou kunnen spelen. Misschien niet zozeer in de strijd tegen de Bezetter, maar wel in de overgangsfase na de aftocht van de Wehrmacht om de orde te handhaven totdat het gezag weer hersteld zou zijn. Niet eens zo heel erg op de achtergrond speelde de angst voor een communistische machtsgreep na de oorlog.
Op Dolle dinsdag 5 september 1945 leek de bevrijding opeens razendsnel dichterbij te komen. Ook de Leidse bevolking werd gegrepen door de ongegronde verwachting dat de geallieerde troepen in aantocht waren. Enkele illegale bladen drukten een speciaal bevrijdingsnummer.
De hooggestemde verwachtingen in Nederland van die dag eindigden in een deceptie. De operatie Market Garden van 17 tot en met 25/26 september 1944 deed de hoop even herleven, maar ook dat was van korte duur. Een deel van de provincies Limburg, Noord-Brabant en Gelderland werd tijdens en na afloop van de operatie bevrijd, maar de geallieerde opmars kwam uiteindelijk tot stilstand. Dat gaf in de bezette gebieden tijd om een binnenlands leger op te bouwen.

Aanvang
Van hogerhand werd geprobeerd drie bestaande gewapende landelijke illegale groepen in de BS bijeen te brengen. Dat waren de Orde Dienst, de Landelijke Knokploegen en de Raad van Verzet. In de praktijk werden ook andere bestaande illegale groepen gepolst.
In de maanden na Dolle Dinsdag werd er op papier een leger gevormd, maar dat heeft bij de Bevrijding van Nederland geen rol van betekenis gespeeld. De BS als zodanig hebben niet tegen de Bezetter gestreden. Dat werd uiteindelijk zelfs expliciet verboden. Daardoor is veel bloedvergieten voorkomen, want de slagkracht van de BS was minimaal en de Bezetter zou de gewapende confrontatie zeker niet uit de weg zijn gegaan. Overigens vreesden de Duitse troepen wel een ongeregeld wraakzuchtig optreden van de gewapende mannen. Voor een goed overzicht over de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten is veel te vinden op internet. De officiële naam werd afgekort tot NBS, maar omdat deze afkorting gemakkelijk kon worden verward met NSB werd en wordt er gewoonlijk geschreven en gesproken over de BS.

De Leidse BS
LO-man Wim de Geus vertelde in een gesprek in het Leidsch Dagblad van 4 mei 1985: ‘Op Dolle dinsdag hebben de vier secties [van de BS], 48 man sterk, elkaar voor het eerst ontmoet in de Pieterskerk.’ Deze herinnering is op een of andere manier doorgespeeld aan de speechschrijvers van de Amerikaanse president George Bush, die op 17 juli 1987 een bliksembezoek aan Leiden bracht vanwege zijn afkomst van de Pelgrim Fathers en een toespraak hield in de Pieterskerk. Volgens het verslag in het Leidsch Dagblad memoreerde Bush dat er in de kerk onderduikers waren verborgen en dat ze daar dagelijks te eten kregen. Dat was een directe verwijzing naar wat De Geus enkele jaren eerder had verklaard. Het was misschien beter geweest om de predicatie van ds. Hendrik Touw uit 1941 te noemen, maar dat ging waarschijnlijk te ver.
Zoals De Geus het zei is er op Dolle Dinsdag in de kerk een meeting geweest van enkele groepen. Dat lijkt inderdaad wel heel waarschijnlijk, maar het waren geen secties van de BS, want die waren er nog niet. Naast de al langer bestaande landelijke illegale organisaties bestonden er in augustus 1944 in Leiden en omgeving verschillende verschillende groepjes, die tijdens de verwachte bevrijdingsstrijd van Nederland een rol wilden spelen. De Leidse illegaliteit vormde toen al een netwerk van netwerken. Verschillende groepen waren zo enthousiast dat ze zich op 5 september in beperkte mate bekend maakten, iets wat al snel heel onverstandig bleek te zijn. Een interessante vraag is natuurlijk wie die bijeenkomst op Dolle Dinsdag heeft georganiseerd. Het moet iemand zijn geweest die veel contacten had met de Leidse illegaliteit.

Illegale groepen
Na de oprichting van de BS werden allereerst de drie eerder genoemde illegale groepen gevraagd om tot de BS toe te treden. We mogen aannemen dat de plaatselijke leiders van de LO, de OD en de RVV werden benaderd. In Leiden was er geen KP die lid was van de LKP, maar aangezien de LKP nauw samenwerkte met de Landelijke Organisatie voor hulp aan onderduikers (LO) zal de LO wel bij de totstandkoming zijn berokken. Vooralsnog is niet bekend welke personen daarbij waren betrokken. Mogelijk speelde apotheker D.C. Kok daarbij een verbindende rol. Kok was al jarenlang actief bij de luchtbescherming en was van nogal wat illegale zaken op de hoogte.
Communisten waren niet welkom in de BS. Omgekeerd wantrouwden de gestaalde communisten de BS, die voor een deel bestonden uit mensen, die een hekel hadden aan communisten, tijdens de bezettingstijd geen illegaal werk hadden gedaan en nu de eindstrijd in zicht kwam zich opeens wilden profileren. Vooral de RVV kreeg last van interne strubbelingen.

De OD doet niet mee
‘De rol van de OD en oud-militairen is weinig glorieus geweest’, schreef Frederik Rijsdam na de oorlog. In eerste instantie werden de mannen zelfs niet opgenomen in de BS, maar pas na twee maanden werd er een groep samengesteld bestaande uit mannen die lid waren (geweest) van de OD, de vooroorlogse Bijzondere Vrijwillige Landstorm of de Burgerwacht. Het duurde tot februari 1945 tot deze groep als derde compagnie werd ingedeeld bij de Bewakingstroepen en niet, tot hun teleurstelling, bij het strijdend gedeelte. Al op 13 mei 1945 kreeg de groep zijn congé.

Kleine groepen
In ieder geval werden enkele kleinere zelfstandige groepen in de BS opgenomen. In de bronnen worden bijvoorbeeld genoemd de groep van Piet van Maanen, van sportschool Kooreman, Indonesiërs, studenten en nog wat andere. Elke groep had over belangstelling niet te klagen. Het enthousiasme om mee te doen was groot. Wie wil er niet meedoen aan een overwinning?

Een commandant
De plaatselijk commandant van Leiden werd eind oktober of begin november W. de Gast, schuilnaam Coenders, die tot 1941 werkzaam was geweest bij de Leidse politie en toen in Den Haag bij de Rijksrecherchecentrale werd gedetacheerd. Een ervaringsdeskudige als Joop Dubbeldeman bekeek hem met wantrouwen, omdat die politiedienst nauw verbonden was met de Sipo/SD. Wellicht had De Gast in zijn Leidse tijd ook gewerkt aan het in de gaten houden van linkse activisten. Coenders werd tevens districtscommandant. Leiden vormde met de omringende plaatsen district 13 van de BS. Vermoedelijk markeert het aantreden van Coenders de start van de Leidse BS. Het bleek voor Coenders een bijna onmogelijke taak om de Leidse BS tot een eenheid te vormen. Er gebeurden steeds dingen buiten hem om waar hij geen grip op kreeg.

Stootcompagnie en secties
Er ontstond allereerst een zogenoemde stootcompagnie met vier secties, onderverdeeld in groepen, die ieder uit ongeveer 40-50 personen zouden bestaan. zowel troepen als ondersteuning. Pas veel later is er nog een tweede stootcompagnie opgericht. In 1945 kwam er een derde compagnie, maar die was niet bedoeld voor de gewapende strijd.
Van de (1e) stootcompagnie werd de eerste sectie vermoedelijk gevormd door studenten, Indonesiërs en nog wat anderen zoals oud-militairen. Hierover is bijna niets bekend.

De tweede sectie bestond hoofdzakelijk uit leden van de RVV. De eerste commandant was Joop Dubbeldeman, een verzetsman van het eerste uur, die al snel na de capitulatie in mei 1940 actie was gaan voeren in woord en daad. In mei 1942 had hij brand gesticht in een lokaal van de WA en had daarvoor ruim een jaar in de gevangenis gezeten. Na zijn vrijlating sloot hij zich aan bij de toen in de zomer van 1943 opgerichte RVV. Onder zijn leiding werden de eerste overvallen en sabotageacties gepleegd.
In november 1944 brak er een conflict uit binnen de RVV, waardoor de groep-Dubbeldeman brak met de RVV, uit de BS stapte en Cees Piena het commando van Dubbeldeman overnam.

De derde sectie werd in eerste instantie gevormd door bezoekers van de sportschool van Willie Kooreman.
Over deze sectie is relatief het meeste bekend, omdat er kort na de bevrijding een herdenkingsboek werd gepubliceerd over de activiteiten tijdens de bezetting. Daarin staat een en ander over de opbouw en de activiteiten. Ook bevat het boek de namen van de leden van de sectie en enkele foto’s. De sectie bestond uit vier groepen. Dit Logboek is over het algemeen optimistisch van toon, maar er waren in de sectie heel wat spanningen geweest. Kooreman werd als commandant gewipt; hij werd gearresteerd en naar Duitsland afgevoerd.

De vierde sectie tenslotte werd gevormd door leden van de KP van de LO. Maar deze KP behoorde niet tot de LKP. Over de activiteiten van de KP voor de BS is bijna niets bekend. Alleen dat zwarte Kees de leiding had van de sectie, die erg zelfstandig bleef handelen.

Alle vier de secties werden aangevuld met mannen en vrouwen die verder geen of weinig ervaring hadden en ook niet hoefden te hebben in de illegaliteit, maar van wie werd aangenomen dat ze betrouwbaar waren.

Na verloop van enige maanden of misschien pas in maart of april 1945 werden de BS verdeeld in twee onderdelen: het Strijdend gedeelte en het niet-strijdend gedeelte, Bewakingstroepen genaamd. De Bewakingstroepen bestonden uit mensen die vóór de oorlog lid waren geweest van gezagsgetrouwe organisaties als de Burgerwacht en de Bijzondere Vrijwillige Landstorm, aangevuld met nieuwe vrijwilligers en met enkele (gezuiverde) politieagenten. Na de Bevrijding werden de manschappen ingezet bij de bewaking van politieke delinquenten in de Doelenkazerne en de Wittepoortkazerne.

Los zand
De Leidse BS bleef een samenraapsel van reeds bestaande illegale organisaties, aangevuld met vrijwilligers voor wie de illegale praktijken nog onbekend waren. Deze ‘bloedgroepen’ bleven sterk op zichzelf en van samenhang of samenwerking was nauwelijks sprake. Eigenlijk hingen de BS als los zand aan elkaar. De intenties waren ook verschillend. De oud-militairen wilden uiteraard een militaire organisatie, maar anderen verkozen de juiste mentaliteit en ervaring in de illegaliteit boven militaire ervaring.
Kortom, van de drie organisaties die in de Delta participeerden deed eigenlijk alleen de RVV mee, maar die had ook nog met interne strubbelingen te kampen. Geen wonder dat de staf van de BS zijn heil zocht in mensen zonder een binding aan een groep en zonder uitgesproken eigen opvattingen.
Maar onder de stoottroepers waren er veel, die zo snel mogelijk daadwerkelijk de confrontatie met de Bezetter wilden aangaan en onder andere sabotage-acties wilden ondernemen. Dat soort ideeën werden op last van hogerhand steevast door de staf afgewezen. Dat leidde tot gemor en eigenmachtig optreden.

Eigenmachtig optreden
Het gebrek aan samenhang tussen de bloedgroepen is duidelijk te merken aan de regelmatige conflicten over aanleg van voedselvoorraden. De LO had daar veel ervaring mee omdat er al langere tijd werd gezorgd voor onderduikers en voor de eigen organisatie. De BS wilde graag voorraden aanleggen voor het geval de strijd moest worden aangegaan, maar het bleek lastig om zoiets te organiseren. Na verloop van tijd kreeg de LO steeds sterker het gevoel, dat de BS onevenredig veel voedingsmiddelen voor zichzelf opeiste zonder zelf aan de voorraadvorming bij te dragen en dat de LO daardoor tekort werd gedaan. Dit leidde tot grote wrevel. Toch hebben er onder de vlag van de BS enkele grote overvallen plaatsgevonden, waarbij levensmiddelen werden buitgemaakt. Alleen gingen de initiatieven niet uit van de leiding van de BS, maar van de secties, met name de 3e sectie. Het Logboek beschrijft deze overvallen en die beschrijvingen komen overeen met de rapporten in het archief van de Leidse gemeentepolitie. Het is heel aannemelijk, dat deze sectie de meeste acties heeft gepleegd. Zie hierna ‘Enkele wapenfeiten’. Het Logboek bevat nogal wat kritiek op de commandant, die te weinig actief werd bevonden.
Het beperkte gezag van commandant Coenders blijkt ook wel uit de overval op de Rotterdamsche Bank aan het Rapenburg op 1 februari 1945, waarbij fl 100.000 werd buitgemaakt. Het was een actie van de Leidse LO, waarvan enkele deelnemers óók bij de BS zaten, maar het merendeel niet. Coenders werd pas vlak vóór de overval plaatsvond op de hoogte gebracht, zodat hij voor een voldongen feit werd geplaatst. Maar ook bij enkele andere acties had de commandant weinig te zeggen gehad.

Breuk tussen de BS en de LO
De spanningen tussen de BS en de LO liepen begin maart 1945 hoog op dat Coenders een brief stuurde naar de Gewestelijk commandant van de BS, waarin hij verklaarde het contact met de leiding van de LO te hebben verbroken. Niet alleen de overval op de Rotterdamse Bank zat hem dwars. De directe aanleiding was het feit, dat de LO een partij van 800 liter spijsolie uit een magazijn van de BS had gehaald en onderling had verdeeld. De LO, de BS en enkele andere organisaties participeerden in de illegale Voedselorganisatie Leiden. De Lo had deze olie weggehaald uit ergernis over de in hun ogen oneerlijke verdeling van de binnengebrachte goederen. Coenders verweet de LO dit eigenmachtige optreden en laakte ook de laatdunkende, ja zelfs spottende praatjes, die in de kringen van de LO de ronde deden. Dat gedrag ondermijnde de eenheid van de BS.
Het conflict zou voortduren tot aan de Bevrijding. Het is veelzeggend, dat het interne mededelingenblad van de LO van 28 april 1945 schreef, dat de verhouding met de BS was ‘rechtgezet’. In die dagen waren de BS in verhoogde staat van paraatheid vanwege de op handen zijnde komst van de geallieerde troepen.

Wapens
Aanvankelijk waren de BS een leger zonder wapens. Desondanks probeerde de leiding de leden van de stoottroepen zoveel mogelijk militaire training te geven en er werd naarstig gezocht naar wapens. De bewapening kreeg pas enige omvang toen de Geallieerden wapens gingen droppen. Op tal van foto’s die na de Bevrijding zijn gemaakt staan BS’ers met die stenguns te pronken, maar al met al was de bewapening waarschijnlijk armetierig.
Volgens het Leids Jaarboekje van 1946 beschikten de Leidse BS bij de Bevrijding over 80 stenguns, pistolen en springstoffen, 800 handgranaten, 144 pantservuisten en munitie. Behalve die stenguns zijn de wapens en de munitie hoogstwaarschijnlijk buitgemaakt bij een actie die op 4 december 1944 had plaatsgevonden. Er was een tip binnengekomen bij de 3e sectie, dat er in de groenteveiling wapens waren achtergebleven, nadat Duitse parachutisten waren vertrokken. In samenwerking met de 1e sectie, die vooral uit studenten bestond, werden volgens het Logboek de wapens weggehaald en per bakfiets naar een opslagplaats vervoerd. Eerder al had de sectie de beschikking gekregen over 20 stenguns. Het Logboek meldt ook nog de verkrijging van een bazooka, geweren en een Bren gun.

De wapens werden opgeslagen in bedrijfsruimten, openbare gebouwen of bij particulieren thuis. Het lijkt er op, dat het verslag in het Leids Jaarboekje is geschreven door iemand van de 3e sectie, die weinig gegevens had gekregen van de andere secties. Want welzeker beschikte de 2e sectie van de RVV over wapens en uniformen afkomstig van uit de Wehrmacht gedeserteerde militairen, maar dat zullen er geen tientallen zijn geweest. Wellicht moest de RVV-sectie het stellen met alleen handvuurwapens.

Training
Het risico van illegaal wapenbezit was enorm. De Bezetter liet vele illegale activiteiten, zoals het verspreiden van een uitdijend aantal illegale blaadjes, noodgedwongen oogluikend toe, maar wapenbezit had topprioriteit en werd snel en streng bestraft, nogal eens met executie.
Met de wapens werd op verschillende plaatsen “droog” geoefend. Volgens het Logboek werden er pas in een laat stadium oefeningen voor het eerst met de stenguns geschoten op een eiland op de Kaag. Wellicht dat het gemis aan praktische trainig heeft geleid tot een dodelijke schietincident.

Een mislukte actie: een onschuldige gedood
In de avond van 27 maart werd er gericht geschoten op een vrachtauto waarbij de chauffeur Gerard Lanphen uit Blaricum om het leven kwam. Volgens het Logboek hadden kort daarvoor instructeurs uit Rotterdam instructie gegeven over het gebruik van het wapen. Wanneer de 3e sectie al zo laat met de stenguns was gaan oefenen zal het met de andere secties en compagnieën niet veel beter zijn geweest. De naoorlogse foto’s met gewapende BS’ers geven een volstrekt vertekend beeld over de situatie rond de Bevrijding.

Enkele wapenfeiten tijdens de Bezetting
Volgens het beleid van de landelijke BS zouden het strijdend gedeelte dus pas in actie komen op het “uur U’, wanneer de gevechten zouden losbarsten en de bewakingstroepen pas nà de aftocht van de Bezetter. De commandant van de Leidse BS confirmeerde zich daar (uiteraard) aan. Tot die tijd was actief verzet plegen verboden. Dat terughoudende beleid zorgde voor een diepe verdeeldheid binnen de Leidse BS omdat een deel van de manschappen er voorstander van was om direct al te proberen de vijand zoveel mogelijk te verzwakken en tegen te werken.
Een tweede, niet bepaald onbelangrijk punt was de voedselsituatie. Zoals gezegd werden er depots aangelegd. De manschappen moesten wel worden gevoed, want op een lege maag kun je niet vechten. Het was expliciet verboden om zelf op “hongertocht” te gaan. Gemengd met een zucht naar avontuur en daadkracht gingen BS’ers op eigen houtje over tot het weghalen van goederen van de Wehrmacht en bij zwarthandelaren, zeer tegen de zin van de commandant.
Het Leids Jaarboekje van 1946 noemt maar een paar voorbeelden van acties door de BS: het leeghalen van een wapendepot in de groenteveiling waarbij Panzerfausten en munitie werden buitgemaakt; het leeghalen en tot zinken brengen van een schip bij Leiderdorp. Het Logboek van de derde sectie vermeldt nog een paar grote overvallen in 1945, zoals bij conservenfabrieken Vita (16 februari) en Tieleman & Dros (24 februari) en het weghalen van levensmiddelen uit de opslag bij houthandel Hoeken op 2 maart. Alle overvallen van de 3e sectie staan verder op de website.

Sabotage van spoorbruggen bij de Vink en bij Warmond
Ondanks de grote wens van een aantal BS’ers om méér sabotageacties te ondernemen bleef het bij enkele pogingen.
De spoorbruggen bij Leiden en Voorschoten waren regelmatig het doelwit voor aanvallen van geallieerde vliegtuigen omdat ze werden gebruikt voor het transport van V2’s naar Wassenaar. De piloten slaagden er niet in om de bruggen afdoende te beschadigen. Vandaar dat de BS ook een poging ondernam. Op 8 februari ontsnapten enkele BS’ers ternauwernood. Toen ze in een bootje vlakbij de brug waren aangekomen verschenen er plots enkele jachtbommenwerpers, die bommen lieten vallen. De brug werd nauwelijks beschadigd.
Op 14 februari 1945 werd de spoorbrug bij Warmond opgeblazen. Nadat leden van de Binnenlandse Strijdkrachten al enkele malen hadden geprobeerd de brug bij De Vink onklaar te maken met behulp van explosieven slaagden zij hierin op 15 februari. Niet voor lang overigens, reeds na enkele dagen was de brug weer in gebruik. In ieder geval ging de overheid er wel van uit, dat er sabotage in het spel was geweest, want op 16 februari werd de nachtklok verscherpt en gold van zes uur ’s avonds tot zes uur ’s ochtends.

Al deze acties zijn ondernomen door de 3e sectie van de 1e stootcompagnie, wat er opnieuw op wijst, dat het verslag in het Leids Jaarboekje van 1946 is geschreven door iemand van deze sectie. De RVV heeft namelijk ook overvallen uitgevoerd voor de BS, maar die worden niet vermeld. De andere secties en compagnieën hebben op dit gebied hoogstwaarschijnlijk geen enkele actie ondernomen. Het logboek van de 3e sectie vermeldt één actie in samenwerking met de studenten; het feit dat die op kwamen draven in witte regenjassen en het kennelijk een leuk verzetje vonden wekte de spot op.

Plannen voor de bevrijding
Terwijl de organisatie vorm kreeg werd het steeds duidelijker dat de bevrijding rap naderbij kwam. Dat zou het moment zijn waarop de BS in actie zouden komen. De 3e sectie was klaarblijkelijk de Wilhelminabrug toegewezen. De vier groepen van de sectie kregen ieder een taak toegewezen. De manschappen hadden inmiddels voldoende wapens om te kunnen oefenen. De 3e sectie oefende bijvoorbeeld op de zolder van het gymnasium aan de Fruinlaan. Pas in een heel laat stadium, pas na de dood van Lanphen op 27 maart, werd er voor het eerst met scherp geoefend. Op 5 mei om 12 uur ’s middags trekt de sectie dan eindelijk in uniform met bewapening openlijk het gymnasium binnen. De Wehrmacht kijkt toe. Gevochten wordt er niet.

Voorraden: roof en schooien
Ondanks de schaarste lukte het de BS om een fors aantal depots aan te leggen, niet alleen met voedingsmiddelen, maar ook met schaarse zaken als kaarsen, lucifers en tabak. Jenever schijnt goed voorradig te zijn geweest, want daar was geen gebrek aan. De intendant beheerde enkele maanden een centraal depot in een leegstaand kaaspakhuis in de Koppenhinksteeg. Dat was tevens het adres van de Voedslorganisatie Leiden. Een flink deel van de voedselvoorraad was afkomstig van roofovervallen. De intendant van de Leidse BS was Abraham van der Horst; zijn jongere broer Henk was intendant van het district.
In de weken dat de Hongerwinter een absoluut dieptepunt bereikte hielden de BS het oog gericht op de naderende bevrijding. Manschappen gingen op zoek naar nuttige materialen die men kon gebruiken wanneer de BS in actie zouden komen. In april 1945 werden tal van winkeliers bezocht met de vraag wat zij nog konden afstaan. Zo werd gelijk een overzicht gemaakt over de houding van de winkeliers, voor zover die niet al bekend was. De BS kocht het materiaal op de pof, de betaling zou pas na de bevrijding plaatsvinden.
Zo beek de winkelier Han de Wilde toch nog wat voorraad te kunnen leveren: dekens, lakens, matrassen en kussens ter waarde van f. 167,45. Een aantal winkeliers had geen voorraad meer en een enkeling wilde niet meewerken. De regels van de distributie maakte het ook lastig (maar zeker niet onmogelijk) om “zwart” te leveren. Bij een ander was beslag gelegd op de voorraad door de Sipo/SD.

Na de Bevrijding
Rond de capitulatie van de Wehrmacht op 4 mei 1945 hebben de BS geen strijd geleverd. Dat was zelfs expliciet verboden. Er bestonden op diverse niveaus informele akkoorden tussen de Wehrmacht en de illegaliteit om geen slachtoffers te maken. De Wehrmacht was bang voor wraakacties van die club gewapende terroristen. Op 5 mei 1945 ging de 3e sectie voor het eerst in uniform én gewapend de straat op. De 6e hielden twee compagnieën zowaar een mars door de stad. De Wehrmacht liet zich niet meer zien. Wel zochten officieren van de Wehrmacht contact om er voor te zorgen, dat de beide kampen geen confrontaties meer zouden aangaan. Ook zij wilden de oorlog graag overleven en niet op de valreep het leven verliezen.

Collaborateurs
Aan de vooravond van de algehele Duitse capitulatie en van de intocht van de Canadese troepen (dus op 7 mei) werd begonnen met het ophalen van politieke delinquenten. Zodra dat mogelijk leek, gingen groepen van de BS, vergezeld van een betrouwbare agent van politie, op pad om collaborateurs te arresteren en naar provisorisch ingerichte locaties over te brengen, zoals de gemeentelijke HBS of de Touwfabriek. De bewaking daarvan was zoals gezegd een taak van de Bewakingstroepen.
Na een korte inwerkperiode bleven de Doelenkazerne en de Wittepoortkazerne nog maandenlang, tot in het voorjaar van 1946, in gebruik als interneringskamp, maar die stonden niet onder het gezag van de BS maar van het Militair Gezag. Een gedeelte van de BS kreeg al (tot hun grote teleurstelling) op 19 mei groot verlof. Een aantal leden van het Strijdend gedeelte meldde zich aan als oorlogsvrijwilliger. Nederlands-Indië moest immers nog worden bevrijd.

Smetjes op het blazoen en zuivering
Al tijdens de Bezetting kwamen er voortdurend geruchten en verdenkingen over het gedrag van sommige BS’ers. Binnen de gelederen, maar ook door mensen die geen deel uitmaakten van de BS circuleerden er beschuldigingen van zelfverrijking door BS’ers die iets uit de voorraden hadden achterovergedrukt.
Het is goed in te denken, dat de BS een enorme aantrekkingskracht uitoefende op mensen die van de BS hoopten te profiteren, of die hun kans schoon zagen om alsnog aan de goede kant te komen. Er waren zelf leden, die in de oorlogsjaren in Duitse dienst waren geweest of op andere manieren een onvaderlandslievende houding hadden gehad. Misschien zou het uniform van de BS hun zonden witwassen. Dergelijke figuren waren schadelijk voor het imago van de BS. Daarom werd er nog eens (of voor het eerst?) antecedentenonderzoek gedaan, wat leidde tot het ontslag van een aantal BS’ers. Misschien trokken de ontslagen BS’ers vervolgens een ander uniform aan. Zo werd er op 27 juni een man opgepakt in een Canadees uniform, die bij de Organisation Todt had gewerkt.

Het grote publiek, dat in eerste instantie misschien wel erg enthousiast was geweest over dit nieuwe leger kreeg al snel een paar dompertje te verwerken. Er kwamen geruchten in omloop over eigengereid optreden van de manschappen en over zwarte handel. Verontwaardiging ontstond toen bleek, dat een deel van de BS (alweer die 3e sectie 1e cie) op 17 mei een swingend afscheidsfeest had gegeven in de Stadsgehoorzaal met een optreden van de fameuze dansorkest The Ramblers, dat nog in februari 1944 had opgetreden in diezelfde Stadsgehoorzaal voor een feest van de nationaalsocialistische organisatie het Nederlands Arbeidsfront.
Wekenlang bleven BS’ers fungeren als een soort hulppolitie. Zo werd op 6 juli op de vrijdagse veemarkt op de Beestenmarkt een razzia gehouden, niet alleen op straat, maar ook in cafés. Er werd vooral Engelse sigaretten (Players) en Belgische tabak in beslag genomen. Ongeveer 200 BS’ers controleerden ook op de verkoop van Canadese spullen en op etenswaren afkomstig van de voedselhulp. En passant werden nog zes Nederlandse SS’ers aangehouden van wie er één in een Canadees uniform, compleet met wapen. De oorlog was voorbij, maar de zwarte handel bleef onverminderd doorgaan.

Rode Kruis transport
Na de Bevrijding konden de BS een belangrijke rol spelen wanneer vervoer en transportcapaciteit nodig was. De Motordienst had de beschikking over een flink aantal vrachtwagens en motorfietsen. Men kon gemakkelijk brandstof, olie, smeermiddelen en reserve-onderdelen bemachtigen en rijvergunningen regelen. Op 25 en 29 juni vertrokken twee colonnes van de BS naar Maastricht, die daar zieken gingen ophalen voor het Rode Kruis. Daarover gaat een apart artikel op deze website.

Sterkte
Wat was eigenlijk de omvang van de Leidse BS? Over de sterkte vóór de Bevrijding is weinig bekend. Zo blijft verborgen wat de slagkracht van de BS zou zijn geweest wanneer het tot een confrontatie met de wegtrekkende Duitse troepen zou zijn gekomen. Die slagkracht lijkt niet bijster hoog te zijn geweest. Een sterktelijst van 2 juni 1945 laat zien dat er drie stootcompagnieën waren met ieder rond de 110 man. Er waren toen bijna 200 man bewakingstroepen en daar zouden er nog 100 bijkomen. De rest van de in totaal 872 manschappen waren ondersteunende functies. Onder hen 145 bij het Korps Motor Dienst. Zij gingen mee met de genoemde transporten voor het Rode Kruis.

BS Oegstgeest
Van de BS Oegstgeest zijn de meeste namen wel bekend. Er bestaat een naoorlogse foto waarop de meeste BS’ers zijn vereeuwigd. De foto staat in het boek Oegstgeest in bange dagen, dat ook de namen vermeldt die op een appellijst staan van 7 mei 1945. De leden van groep I en groep II wonen in Oegstgeest, die van groep III tot en met VI in Leiden. In totaal zijn het bijna 70 manschappen en 25 ondersteunende personen. De commandant is de Leidse drukker J.W. IJdo (1894-1966), die in Oegstgeest woont. Over slechts enkele van deze personen is iets bekend uit de oorlogjaren. Volgens Oegstgeest in bange dagen werden ze ingezet bij de opzet en de bewaking van het kamp van de Canadezen bij Oud-Poelgeest. Opvallend is het wel, dat ongeveer de helft van de Oegtsgeester BS in Leiden woonachtig was.

Het einde
Het laatste grote publieke optreden van de BS vond plaats op 29 juni ter gelegenheid van de verjaardag van prins Bernhard, formeel de bevelhebber. Een indrukwekkende stoet gemilitariseerde en bewapende burgers marcheerde langs het hoofdkwartier aan het Rapenburg en door de Breestraat. Onder hen mannen met intense ervaringen in de illegaliteit en mannen die het prachtig vonden om in uniform te paraderen, maar die verder weinig of niets hadden bijgedragen aan de strijd tegen de vijand. De BS werden begin augustus 1945 opgeheven. Op 6 augustus was er nog een feest in Zomerzorg.

Dit artikel is samengesteld uit een veelvoud van bronnen. Zie daarvoor de aparte artikelen op deze website.

Afbeelding: foto in particuliere collectie. Fotograaf onbekend. Indien iemand deze foto herkend graag contact opnemen met Leiden4045.nl